Geen ruimte voor rouw
Na het plotselinge overlijden van haar man kwam ze erachter hoe weinig ze wist van de praktische consequenties van een dergelijk verlies. Hoe Jacqueline Jonkman-Israël haar weg vond in alle rompslomp legde ze vast in een boek. „Ik vond geen ruimte voor rouw.”
Op een zonnige zaterdagmiddag, ruim 5,5 jaar geleden, zakte haar man Willem neer op de keukenvloer en overleed op 47-jarige leeftijd aan een hartinfarct. „Zomaar ineens waren mijn vier kinderen halfwezen en was ik weduwe”, schrijft Jonkman-Israël uit Wieringerwerf in haar vanmorgen aan CDA-Kamerlid Omtzigt gepresenteerd boek ”Geen tijd voor verdriet”.
Het boek bestaat uit twee delen. In het eerste vertelt de lerares in het basisonderwijs over alle praktische beslommeringen. In het tweede deel geeft ze een aantal tips voor zaken die vooraf zijn te regelen. Door alles wat er op haar afkwam, bleef er weinig ruimte over voor dat wat zo belangrijk is: de rouw, het verdriet, de verwerking.
Er gebeurde veel: Jonkman-Israël moest leren telebankieren. De bankrekeningen werden geblokkeerd. De notaris moest een verklaring van erfrecht opmaken. Een goed weduwen- en wezenpensioen bleek te ontbreken. Verzekeringsmaatschappijen vroegen het originele bewijs van overlijden. Correspondentie moest op haar eigen naam komen.
De tijd van het grote regelen brak aan. Met problemen bij de belastingen en de Rijksdienst voor het Wegverkeer. „Ook in tijdschriftenland bleek het niet allemaal hetzelfde geregeld: het ene abonnement werd met onmiddellijke ingang gestopt, het andere liep nog even door. Ook liep ik op tegen de houding van de vakorganisatie van mijn man. Nadat ik zijn overlijden had gemeld, lieten ze me weten dat het lidmaatschap pas aan het eind van het jaar zou worden beëindigd. Een onbegrijpelijk bureaucratische houding.”
Waarom het eerste exemplaar van uw boek naar een politicus?
„Dat heeft de uitgever voor mij geregeld, maar ik denk in de hoop dat mijn boek bijdraagt aan de maatschappelijke discussie over rouwverwerking.”
Wat is de boodschap die u met uw boek wil meegeven?
„Dat bedrijven en overheid zich meer gaan afvragen hoe ze omgaan met klanten van wie de man of vrouw is gestorven. Nu komt het soms zo hard over. Bedrijven geven bijvoorbeeld callcenters de opdracht om oud-abonnees te bellen om te proberen hen over te halen opnieuw een abonnement te nemen. Zo kreeg ik iemand aan de lijn die naar mijn man vroeg. Toen ik zei dat hij was overleden, reageerde ze met: „Oké.” Dat komt niet goed over.”
In haar boek beschrijft Jonkman-Israël dat ze nog steeds oploopt tegen ondoordachte opmerkingen, maar dat ze inmiddels heeft geleerd ze te relativeren. „Toen de ambtenaar van de burgerlijke stand zei dat mijn dochters voor hun paspoorten toestemming moesten hebben van hun vader, zei ik: Ik ben er toch. Ze hebben geen vader meer.”
In uw boek beschrijft u hoe u door alle drukte geen ruimte vond om te rouwen. Bepleit u een periode van rouwverlof voor werknemers?
„Het zou aardig zijn om daar eens goed over na te denken. Na de crematie van mijn man moest ik mijn werk afbellen, omdat ik nog veel moest regelen. Het bleek niet mogelijk verlof te krijgen voor een rouwperiode, dus werd ik ziek gemeld. Ik kreeg wel de ruimte van mijn werknemer om terug te komen wanneer ik het zag zitten. Toch zou het niet verkeerd zijn om mensen van wie een dierbare is gestorven verplicht verlof te geven. Achteraf beschouwd ben ik weer veel te snel aan het werk gegaan, zodat ik burn-out raakte.”
Wat was zwaarder: alle praktische problemen of ondoordachte reacties van omstanders?
„Dat maakt niet uit. Ik werd vreselijk moe van alle uitleg die ik dacht te moeten geven over dingen die ik deed. Het is onbegrijpelijk hoe ongevoelig mensen soms kunnen zijn.”
Als u terugkijkt op de afgelopen vijf jaar, hebt u dan ergens spijt van?
„Dat ik op advies van anderen op vakantie ben gegaan. Het werd een vakantie vol verdriet en onmacht. Ik zag overal ouders met hun kinderen en voelde me alsof ik steeds moest uitleggen wat er was gebeurd.”