Hartverscheurende taferelen in China
Hartverscheurende taferelen spelen zich af bij het graafwerk naar slachtoffers van de aardbeving in Sichuan. De Nederlandse instructeur reddingswerk Wim Royackers -zelf actief na aardbevingen in Turkije en Iran- weet als geen ander wat er zich afspeelt onder en op de puinhopen in deze Chinese provincie. Daarnaast kijkt hij met bijzondere interesse naar de activiteiten van de Chinese reddingswerkers. Zestig van hen leidde hij in het afgelopen jaar zelf op.
De grote verscheidenheid en hoogtechnologische kwaliteit van de mediatechnieken van vandaag verraden het: moderne burgers willen overal bij zijn en -waar ook ter wereld- gebeurtenissen direct en intens meebeleven. Maar wat als die gebeurtenissen zo hartverscheurend zijn dat iedereen niets liever doet dan het gezicht afwenden, en zijn of haar hart afsluiten?
Neem nu China, waar in de zuidwestelijke provincie Sichuan reddingswerkers dagelijks honderden doden uit het puin halen. En waar ouders hun omgekomen kinderen uit vergruizelde schoolgebouwen omhooggehesen zien worden. Kinderen hun ouders, broers en zusjes dood en verminkt terugzien. Dan krijgt zo’n rampgebied iets van heilige grond, waar nieuwsgierigheid van buitenstaanders zonder de rouwsluier van intens meeleven tot schaamteloos voyeurisme degradeert.
Maar wie voluit meeleeft met wat zich daar afspeelt, huivert vanwege de gruwelijke toestanden waarin nabestaanden, maar vooral ook nog levende slachtoffers zich bevinden. Denk bijvoorbeeld aan al die duizenden slachtoffers die levend onder het puin werden begraven, en in die situatie nog uren of zelfs dagen hebben doorgebracht. Wat een verschrikkelijke ervaring moet het zijn om in vol bewustzijn vastgeklonken te zitten onder onbeweeglijke betonplaten, met om je heen doodse stilte en volledige duisternis?
„Reken er maar op dat ze dan allemaal gaan bidden”, reageert Wim Royackers uit het Gelderse Wagenberg. Hij is brandweerman van professie, en freelance-instructeur reddingswerk bij het International Centre for Emergency Technics (ICET) in Raamsdonksveer. Zelf was hij als reddingswerker actief na aardbevingen in Turkije (1999) en Iran (2003), en hij heeft heel wat beklemd zittende, nog levende slachtoffers meegemaakt. „Wat je dan later van deze mensen hoort aan ervaringen, dat is heel hectisch. Het enige wat je op zo’n moment, wanneer je levend vastzit onder het puin, kunt doen is jezelf tot rust brengen, kijken wat er allemaal nog aan je lichaam beweegt en proberen contact te krijgen met de buitenwereld - door te kloppen of te roepen.” Dat bijna iedereen tegenwoordig een mobieltje bij zich draagt, is in zulke situaties natuurlijk een enorm voordeel. Maar, voegt Royackers er nuchter aan toe, zo’n telefoontje houdt er op een gegeven moment ook mee op.
Royackers kijkt met meer dan gewone belangstelling naar de reddingswerkers die nu in China aan het werk zijn. Het afgelopen jaar heeft hij namelijk zestig leden van het Chinese Earthquake Agency (CEA) opgeleid, en het kan niet anders dan dat die nu in het rampgebied zijn ingezet. De brandweerman uit Wagenberg is erg te spreken over de aanpak van de Chinezen. „Het zijn perfectionisten, dat zie je. En bovendien vanouds een beetje militaristisch, en dat helpt bij zo’n zoekactie een hoop.”
Emoties
Als geen ander is Royackers bekend met de drama’s die zich in zo’n gebied afspelen. Vooral op het moment dat een zoekactie in de puinhopen van een huis of ander gebouw wordt beëindigd, en aan familieleden en andere omstanders wordt meegedeeld dat er geen overlevenden meer te vinden zijn. Dan spelen emoties hoog op. „Dan ben je blij dat er militairen in de buurt zijn om je te beschermen.” Een huis opgeven gebeurt overigens niet zomaar. „Dat er niemand meer levend onder het puin zit stellen we pas vast als we het voor meer dan 90 procent zeker weten.”
Af en toe roepen en kloppen zijn tijdens het zoeken belangrijke activiteiten. „Het kan zijn dat iemand onder het puin is ingedut of comateus begint te raken, dan wek je hem op die manier weer wat op om te reageren. Want zodra iemand beseft dat er naar hem of haar gezocht wordt, is dat een impuls om weer wat kracht te verzamelen om te gaan kloppen of te roepen.”
Maar dat zoekwerk gebeurt alleen nadat met speurhonden en elektronica de puinhopen zijn onderzocht op overlevenden. De honden zijn onmisbaar in deze fase, zegt Royackers. „Zodra een eerste speurhond ”verwijst”, dat is door blaffen, kwispelen of graven aangeven dat hij menselijke lucht heeft geroken, wordt die weggehaald en komt er een tweede hond, voor het ”overtuigen”: het bevestigen van de eerste vondst. Komt die op dezelfde plek terecht, pas dan gaan reddingswerkers aan de gang.”
Met elektronische luisterapparatuur is heel nauwkeurig de locatie van een slachtoffer vast te stellen. „Door de sensoren steeds wat te verleggen kun je vaststellen waar de sterkste uitslag komt en waar een slachtoffer zou kunnen liggen. Maar die moet dan wel geluid maken.” Een hond heeft volgens Royackers als voordeel dat die zuiver op ademlucht werkt. „We kunnen zelfs aan het gedrag van de hond zien of iemand nog leeft of dat hij overleden is.” Wanneer Royackers en zijn collega’s met uitgraven beginnen, moeten ze voor 99 procent zeker zijn dat er een slachtoffer ligt. „Het zou toch een kwalijke zaak zijn dat als reddingswerkers na een dag graven ontdekken dat er enkel een diepvrieskist met ontdooid vlees onder het puin ligt.”
Het graafwerk komt neer op het zorgvuldig afpellen van een gebouw. „Je kunt niet domweg met een kraan gaan beginnen, maar zult echt goed moeten kijken met wat voor constructie je te maken hebt. Is er sprake van een pancakeconstructie (meerdere vloeren die als pannenkoeken op elkaar liggen), zoals in een flat, dan zul je van bovenaf moeten beginnen laag voor laag weg te halen. Flats hebben als voordeel dat de kans op ruimtes groot blijft, nadat de verschillende vloerenplaten zijn ingezakt.” In het Iraanse Bam waren de meeste gebouwen van leem. Dat lijkt minder riskant, maar omdat bij instorten fijn gruis ontstaat, is dat juist extra schadelijk. „De meeste mensen in Bam zijn door verstikking omgekomen.”
Een geweldig dilemma voor reddingswerkers moet de vraag zijn wie als eersten uitgegraven worden. Dat overlevenden vóór de doden gaan, dat is duidelijk, maar als de keuze is tussen mannen, vrouwen en kinderen? Royackers heeft daar niet een vaste regel voor. „Veel hangt af van de ernst van verwondingen of de snelheid waarmee iemand is te bereiken.”
En soms… moeten zelfs eerst de doden worden geborgen. „Het kwam in het verleden regelmatig voor dat een moeder over haar kind was gaan liggen om het te beschermen, en daarna zelf was omgekomen, terwijl het kind onder haar nog leefde.”