Cijferslot kraken voor Quist koud kunstje
CAPELLE A/D IJSSEL - Hij nam de koffers van Beatrix, de aktetassen van minister Hirsch Ballin en het begrotingskoffertje van vicepremier Bos onder handen. Tassen en koffers hebben voor Cees Quist uit Capelle aan den IJssel geen geheimen. Tassenreparateur is volgens hem een uitstervend beroep. „Er is geen opleiding voor.”
Zijn atelier aan huis puilt uit van de koffers, tassen en riemen. Voorraadbakken met handgrepen, ritssluitingen, drukkertjes en schuifjes staan opgestapeld tot aan het plafond. Aan de wand pronkt een meterslange krokodillenhuid. „Ooit gekregen als relatiegeschenk. Nee, als reparatiemateriaal is het ongeschikt. De huid is kurkdroog. Een kwestie van verkeerd looien.”
Quist verhelpt in zijn knusse werkruimte nabij winkelcentrum De Terp allerlei soorten schade aan tassen, koffers en jassen van leder. „De hoofdmoot zijn werktassen. Vooral hang- en sluitwerk begeeft het op den duur. Veel zakenlui proppen er tegenwoordig een laptop in.” Van een wegwerpmaatschappij merkt hij amper iets. „Negen van de tien kwaliteitstassen zijn een reparatie waard.”
Ook reisbagage heeft het zwaar te verduren, weet hij. „Op luchthavens wordt met koffers gegooid en gesmeten. Na de zoveelste reis begeven de wieltjes en de handgrepen het. Of reizigers vergeten de code van hun cijferslot.”
Het kraken van cijfer- en sleutelsloten is voor Quist een koud kunstje. „Zakenlieden hangen soms in paniek aan de telefoon. Beginnen ze aan een belangrijke vergadering, kunnen ze niet bij hun agenda. Hoe ik een cijferslot kraak? Tja, dat is het geheim van de smid. Als je weet hoe het mechaniek werkt, is dat voldoende.”
De Capellenaar leerde het metier van zijn vader, die werkzaam was in het leer. Als telg uit een gezin met elf kinderen toonde Quist als enige ambitie voor het vakmanschap van leerreparateur. Enig toeval speelde mee. „Ik wilde aanvankelijk huisschilder worden. Maar op de ambachtsschool bleek dat ik allergisch reageerde op verf.”
Ook werkte Quist in vaste dienst voor de lederwarenwinkel Zumpolle in Den Haag. Nadat hij de zaak van zijn vader overnam en vervolgens voor zichzelf begon, bleef hij voor Zumpolle reparaties verrichten. Die opdrachten zijn niet de minste. „Via Zumpolle repareer ik de koffers van koningin Beatrix en aktetassen van veel ministers. Het begrotingskoffertje van vicepremier Bos neem ik regelmatig onder handen.”
Onlangs reisde hij af naar Paleis Noordeinde in Den Haag. De koningin kreeg haar koffer niet van het slot na een staatsbezoek. Voor Quist een peulenschil.
Als hofreparateur kreeg hij ook de tassen van prinses Juliana en prins Bernhard onder handen. „De meeste waren van krokodillen- of olifantenleer. Als president van het Wereld Natuur Fonds kwam prins Bernhard gemakkelijk aan dierenhuiden. Dat kon in de jaren zeventig gewoon. Nu is dat verboden.” Quist toont een leren olifantenoor. „Kreeg mijn vader ooit cadeau van prins Bernhard. Deze bewaar ik zuinig. Daar gaat geen stuk van af.”
Dat er een verbod rust op het gebruik van dierenhuiden in producten onderschrijft Quist. „Alleen met het afschieten van zieke dieren kan ik leven. Bovendien zijn er goede alternatieve materialen op de markt die niet van echt te onderscheiden zijn. En krijg ik een tasreparatie van slangen- of hagedissenleer aangeboden, dan heb ik een ruime voorraad dierenhuiden van vroeger.”
In de krant of op televisie ziet Quist regelmatig de aktetassen van staatslieden die hij onder handen nam. Het met geitenleer beklede begrotingskoffertjes van de minister van Financiën lapt hij regelmatig op. „De laatste keer moest het sluitwerk en de binnenvoering worden vervangen. Die bodes in de Tweede Kamer gaan niet altijd lichtzinnig met het koffertje om.”
Verder werkt Quist voor de Bijenkorf en is hij reparatieagent voor diverse merken. Daarnaast krijgt hij klanten via schoenmakers uit de omgeving. Die bezitten vaak niet de juiste machines voor koffers en tassen. „Dat geldt ook voor leren Bijbels die ik regelmatig binnen krijg en herstel. Daar heb je een fijne stikmachine voor nodig.”
Volgens Quist werken in Nederland nog een handjevol reparateurs in leerproducten. Hij ziet zichzelf als de laatste der Mohikanen.,Er bestaat geen opleiding voor. Je moet het net als ik in de praktijk leren. Want het blijft fingerspitzengefühl. Ik vrees dat het een uitstervend vak is. Kinderen die de fakkel kunnen overnemen heb ík niet.”