Buitenland

Desnoods zonder bondgenoten

Toen de regering-Truman aan het eind van de jaren veertig met het Marshallplan voor Europa kwam, werd dat scherp bekritiseerd door een groep zogeheten unilateralisten, politici die niets moesten hebben van een dergelijk internationaal engagement, zelfs niet na de Amerikaanse militaire inzet die beslissend was geweest voor de nederlaag van het Duitse nazi-regime.

Koen Corver
6 September 2002 15:08Gewijzigd op 13 November 2020 23:47Leestijd 6 minuten
De Amerikaanse president George W. Bush (r.) in zijn Oval Office samen met vice-president Dick Cheney (l.) en minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell (2e v.r.). - Foto EPA
De Amerikaanse president George W. Bush (r.) in zijn Oval Office samen met vice-president Dick Cheney (l.) en minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell (2e v.r.). - Foto EPA

Een van de bekendste unilateralisten was de Republikeinse senator Robert Taft. De eerlijkheid gebiedt overigens erop te wijzen dat unilateralisten ook onder Democraten te vinden waren. Het unilateralisme heeft een lange traditie in de Amerikaanse politieke geschiedenis en dat is niet helemaal onbegrijpelijk. Veel burgers van de nieuwe staat waren het ruziënde, oorlog voerende en vaak onverdraagzame Europa ontvlucht. Waarom zou men zich via internationale verplichtingen vrijwillig weer met dat wespennest gaan bemoeien?

Het Marshallplan, de creatie van de Verenigde Naties en de NAVO, alledrie waren ze de unilateralisten een doorn in het oog. Het bleken echter alledrie succesvolle engagementen te zijn die vruchten afwierpen voor zowel Europa als Amerika. Maar dat betekent niet dat er een eind gekomen is aan de discussie over de voor- of nadelen van een Amerikaanse alleingang tegenover een gezamenlijk optreden, in dit geval tegen Irak, dat zo ongeveer alle afspraken die het sinds de Golfoorlog met de VN en de wereld maakte, heeft geschonden. Opnieuw hoort men luid de stem van de unilateralisten met hun pleidooi tegen Irak ten aanval te trekken.

Irritatie
Desnoods met steun van de bondgenoten, maar als het moet zonder die steun. Hiermee is het belang van Amerika gediend, aldus vice-president Dick Cheney vorige week tot tweemaal toe. Bezwaren van bondgenoten worden weggewuifd. De wereld stond na de aanslagen op 11 september vorig jaar als één blok achter Amerika. Achter het vaak verguisde Amerika, dat zo vaak doelwit is van kritiek omdat het zich internationaal zo lomp kan gedragen, omdat het verdragen opzegt als het Washington uitkomt of omdat het milieuafspraken negeert ten gunste van de machtige industriële lobby.

„De septemberaanslagen toonden Amerika’s zwakke kant en dat riep emoties op. Men leefde mee met de slachtoffers. Washington toonde zich aanvankelijk dankbaar, maar toen het zich van de klap had hersteld, kreeg binnen de regering dat oude unilateralistische geloof in Amerika’s onverwoestbare eigen gelijk weer de overhand. Dat schrikt bondgenoten af, bondgenoten die vaak geïrriteerd raken door deze eigenwijsheid”, aldus analist Michael O’Hanlon van het Brookings Instituut in Washington.

Hij wijst op een recent voorval, waarbij minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell werd gevraagd hoe de Amerikaanse buitenlandse politiek in essentie werkt. „President Bush probeert andere leiders te overtuigen van het juiste beleid ten aanzien van een bepaalde kwestie. Als hem dat niet lukt, wel dan nemen wij onze eigen beslissingen”, aldus Powell. Hier is geen sprake van een dialoog, maar van didactiek. Anderen beleren, en als zij niet willen luisteren, gaat Amerika z’n eigen gang. Geen wonder dat dat bij vriend en vijand irritatie opwekt.

Militaire operaties
De VS zijn intussen begonnen met de uitbreiding van hun militaire capaciteiten in de regio rond Irak. Staan er al concreet militaire operaties tegen Irak op stapel? Niemand die het precies weet, maar militaire actie tegen Irak is „dringend geboden”, vindt Republikeins senator John McCain, die in Washington als gematigd wordt beschouwd. Daartegenover staan de meningen van ervaren partijgenoten als Lawrence Eagleburger en James Baker, die ervoor waarschuwen dat de VS niet aan een avontuur tegen Irak moeten beginnen als men niet weet wat men wil als Saddam Hussein eenmaal verdreven is.

Europa waarschuwt intussen voor het in elkaar storten van de internationale coalitie ter bestrijding van het terrorisme die na de aanslagen -soms moeizaam- werd opgebouwd. Die campagne heeft volgens veel Europese leiders geen kans van slagen meer als de VS een offensief tegen Irak doordrukken. Minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell was de afgelopen weken vrijwel constant aan de telefoon om bondgenoten gerust te stellen. Amerika was niet van plan het heft in eigen handen te nemen en zocht steun bij de bondgenoten voor een offensief tegen Bagdad. Zijn collega van Defensie, Rumsfeld, liet een ander geluid horen. „Er kan geen sprake zijn van een vetorecht over onze militaire doelstellingen, noch binnen de NAVO en evenmin binnen de VN-Veiligheidsraad”, aldus Rumsfeld.

Tegenwicht
Wat kan de rest van de wereld tegen een Amerikaanse alleingang doen? Weinig, meent Paul Kennedy, schrijver van het boek ”The Rise and Fall of the Great Powers”. Hij wijst op de enorme Amerikaanse militaire macht die de regering-Bush de komende jaren nog belangrijk wil uitbreiden. „Volgens Bush en de Republikeinen heeft de Democraat Clinton Amerika’s militaire potentieel gevaarlijk uitgehold. Als dat inderdaad het geval was geweest, dan hadden de Amerikanen niet zo snel een eind kunnen maken aan het Taliban-regime, daarbij in de eerste plaats geholpen door hun technologisch superieure bewapening”, meent Kennedy.

Probleem is echter dat geen enkele NAVO-bondgenoot en evenmin Rusland in staat is zoveel geld voor bewapening en troepen uit te trekken als de VS. „In de jaren tachtig was de begroting van het Pentagon ongeveer gelijkwaardig aan 6,5 procent van het bruto nationaal product. Dat werd toen beschouwd als een van de oorzaken voor Amerika’s financiële problemen. In 1998 was dat percentage gezakt tot 3,2, en ook met de aangekondigde uitbreiding van het militaire budget door de regering Bush zal dat niet veel meer worden. Amerika’s enorme economische macht stelt Washington simpelweg in staat er een ongeëvenaard militair potentieel op na te houden. Er is momenteel geen enkele macht ter wereld die tegen deze overmacht op kan.

„De Sovjet-Unie vormde jarenlang een militair tegenwicht tegenover Amerika’s macht. Europa vormt wel een economisch tegenwicht, maar militair kan het niet tegen de VS op. Dat verleidt Washington er blijkbaar toe nu een geheel nieuwe weg in te slaan in de internationale politiek. Namelijk niet meer een verdedigingsoorlog voeren als je wordt aangevallen, maar een preventieve oorlog voeren om te voorkomen dat men wordt aangevallen. Dat is een gevaarlijk precedent dat navolging kan vinden. China zou dat voorbeeld bijvoorbeeld kunnen volgen door Taiwan te bezetten. Waar is het eind? Dit schept gevaarlijke precedenten en men kan alleen maar hopen dat de president en zijn belangrijkste adviseurs zich bewust zijn van de consequenties daarvan”, aldus Michael O’Hanlon.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Vond je dit artikel nuttig?

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer