Vandaag als laatste aflevering nummer 1: Indonesiërs. Met 404.000 vormen zij de grootste groep binnende allochtonengemeenschap in Nederland.
Naam: L. Manuputty-Tentua (75)
Geboren in: „Surabaya op het eiland Java in Indonesië. Mijn ouders kwamenvan de Molukken.”
Huidige woonplaats: Oegstgeest.
Burgerlijke staat: weduwe.
Beroep: „Ik deed de fotodocumentatie op het Koninklijk Instituut voorTalen en Volkenkunde in Leiden. Na mijn pensioen heb ik voor het MoluksHistorisch Museum in Utrecht de fotodocumentatie opgezet.”
In Nederland sinds: 1962.
Waarom in Nederland: „’k Heb vier oorlogen achter elkaar meegemaakt.Tijdens de Japanse bezetting zat mijn vader drie jaar knijp (in degevangenis, red.), omdat hij in het verzet zat. Aan de gevolgen daarvan is hij een aantal jaren na de oorlog overleden. Over de martelingen wilde hij nooit praten, maar soms werd er water in je keel gegoten, of je werd met een uitgehongerde slang in een cel opgesloten, of je moest een tijdlang met een stok in je knieholten geklemd staan.
Na de bevrijding heb ik de strijd tussen Nederland en de Indonesischevrijheidsstrijders meegemaakt. Omdat mijn man onder het Nederlandse bewind politieagent was, moesten we een dag voor de soevereiniteitsoverdracht van Surabaya naar Makassar vluchten. Daar maakten we weer een vrijheidsstrijd mee.
We gingen naar Ambon en ook daar kwam er in 1950 een onafhankelijkheidsoorlog. M’n man moest met de Ambonese regering terugtrekken naar het eiland Ceram. Vervolgens zijn ze met een zelfgemaakte prauw overgestoken naar Nieuw-Guinea, met zo’n kleinbootje over de zee. Ik moest op Ambon achterblijven: ons huis was door een mortier getroffen en een scherf was mijn schouder binnengedrongen. Met hoge koorts, zonder medicijnen, heb ik door de bergen gezworven. Ik kon alleen zittend slapen, want liggen was te pijnlijk.
Ik ben teruggestuurd naar Makassar, waar een Nederlandse arts de scherf uit mijn schouder haalde. Vervolgens ben ik naar mijn moeder in Surabayagegaan. In 1953 zag ik m’n man terug. Via het Rode Kruis had hij geëist dat ik naar Nieuw-Guinea mocht vertrekken.
In 1962 had hij op Nieuw-Guinea als ambtenaar recht op verlof. We gingen toen voor het eerst naar Nederland. Toen het bericht kwam dat Nieuw-Guinea aan Indonesië werd overgedragen, zijn we hier gebleven. Bij elke verhuizing waren we al onze spullen kwijt. Onbegrijpelijk dat ik nu toch weer zo veel rommel heb.”
Het meest moeten wennen aan: Omdat we op Nieuw-Guinea al volop met Nederlanders omgingen en verhalen over Nederland hoorden, hadden we hier helemaal niet het gevoel dat we in den vreemde waren. De generatie Molukkers die hier in 1950 kwam, heeft het veel moeilijker gehad. Ze bleven uitzien naar terugkeer, dus ze deden geen moeite om te integreren. Velen bleven maar een beetje in hun eigen kringetje zitten. Daarmee hebben ze zichzelf en hun kinderen tekortgedaan. Wij hebben onze kinderen het Molukse gedachtegoed meegegeven, maar hen ook voorbereid op een plaats in de Nederlandse maatschappij. Andere Molukkers verwijten ons wel eens dat we te veel vernederlandst zijn.
Ik heb wel heimwee naar mijn familie, want ik ben de enige van hen in Nederland. De begrafenissen van mijn moeder en andere familieleden heb ik niet kunnen bijwonen, omdat mensen daags na hun overlijden al begraven worden.”
Het beste van Indonesië: Je kunt hier alles krijgen, dus ik zou niet weten waarin Indonesië beter zou zijn.”
Het grootste probleem in Indonesië: De Molukken hebben al zo veel meegemaakt en nu is er weer strijd. Familieleden van me zijn van Ambon naar het eiland Bali gevlucht nadat hun hele hebben en houden was verbrand. M’n zwager bleef, maar inmiddels is zijn huis ook verbrand. Waar hij nu is, weet ik niet.”
De vreemdste gewoonte van de Nederlanders: M’n dochter heeft negen jaar in Groningen gedanst. Ik heb al haar premières bijgewoond. ’k Was de enige van de ouders die het deed. Bij ons is de familieband sterker en hebben de generaties meer respect voor elkaar. Ik heb mijn kinderen altijd geleerd alleen de goede dingen van de Nederlanders over te nemen, zoals het goed organiseren.”
Het lekkerste Nederlandse gerecht: „Erwtensoep. Wij eten Indisch én Nederlands. Op een bruiloft in Indonesië bestaat een feestmaal overigens niet uit Indisch eten, maar uit aardappelen en biefstuk.”
Het mooiste stukje Nederland: „Overal waar molens staan.”
Het grootste verschil tussen Indonesië en Nederland: „De vrede en rust inNederland.”
Ooit weer terug naar Indonesië: „Ik denk het niet. Alles is hier: m’n kinderen, het graf van mijn man. Ik woon inmiddels langer hier dan in mijn geboorteland. En ik vertrouw de Indonesische regering ook niet.”