Hieronder volgt de letterlijke tekst van de preek, die doopsgezind predikant H. Leegte zaterdag in de Grote of St. Jeroenskerk te Noordwijk heeft uitgesproken ter gelegenheid van de kerkelijke inzegening van het huwelijk van prins Pieter-Christiaan en mevrouw Anita van Eijk.
Zo zaten wij dan vele keren bij elkaar, ter voorbereiding op deze dag. Het was misschien niet minder dan een wonder dat het kon: te midden van alle drukte van jullie dagelijks werk en leven, in de hectiek van het geregel van een huwelijksdag in jullie bijzondere en ingewikkelde positie en in de soms wat chaotisch verlopende planning. Maar het lukte telkens weer en we vonden elkaar. Ondanks alle vrolijke stress vonden we steeds weer de rust om bij onszelf en tot elkaar te komen. We spraken over de toekomst en jullie deelden je dromen en verlangens. Jullie spraken over wie je bent en wie je bént en hoe je zou willen dat je worden zou. Over buitenkant en binnenkant, over identiteit en realiteit, over nature en nurture en veel over de liefde. Jullie gebruikten (soms tot je eigen verbazing, dacht ik wel eens) daarbij de prachtigste bijbelse beelden. De woorden ’trouwen’, ’vertrouwen’, ’trouw’, ’verbond’, ’zegen’ en vooral ’liefde’ vielen dikwijls, woorden die tot de kern van het geloof behoren.
Woorden die telkens opnieuw uitkomen bij een geheim, dat we in de kerk ’God’ noemen en waar we met gepaste schroom over spraken. Want het is zó verbonden met onze diepste gevoelens en ervaringen en zó iets persoonlijks ook en je komt zo gauw in misverstanden terecht. We spraken over het merkwaardige verschijnsel dat geloof en godsdienst het allerhoogste in een mens wakker kunnen roepen, maar ook het allerlaagste en hoe het dan komt dat je er desondanks toch voor kiest. Wetend van de schoonheid en goedheid van het geloof, maar ook van de duistere kanten, zou je willen dat je er onbelast, zonder al teveel dogmatiek en traditie, zo open en vrij als mogelijk over zou kunnen spreken. Maar dat gaat maar ten dele.
Over God en godsdienst kun je nu eenmaal niet in een vacuüm spreken. Het kan alleen maar in het kader van een cultuur en van een geschiedenis en dat betekent dat dan altijd ook weer die duistere kanten mee moeten komen. De wereld is nu eenmaal niet met ons begonnen. En ook al kennen jullie zélf (God zij dank, mogen we wel zeggen) die donkere kanten van de godsdienst vanuit je eigen opvoeding en achtergrond en ervaring niet of nauwelijks, toch word je daar wèl mee geconfronteerd wanneer je naar het verleden kijkt en helaas ook naar de realiteit van tegenwoordig, als je de krant leest.
Want naïef zijn jullie niet. Zo spraken wij erover dat het niet alleen om onze geloofservaring gaat, maar ook om geloofskennis. Het is ook zaak om met het verheven maar tegelijk vage gevoel van ’God’ op een goede en verstandige wijze om te gaan, het zorgvuldig in kaart te brengen en waar nodig uit te zuiveren. Jullie voelen de behoefte om het achterstallig onderhoud dat op dit gebied de laatste jaren in alle drukte van het werkend bestaan was ontstaan weg te werken en we maakten daar plannen voor. Wij verheugen ons samen op de vervolggesprekken na deze dag.
Van huis uit hadden jullie geloof meegekregen, jij Anita in de beste katholieke zin met een groot gevoel voor wat heilig is en voor moreel handelen. En jij Pieter-Christiaan behalve dat ook, in de beste protestantse zin, met een ruime kennis van de bijbelse verhalen en de liederen van het geloof. Neem een zin uit het Liedboek voor de Kerken, en jij zingt het lied mee, iets wat ik nog maar zelden bij bruidegommen was tegen gekomen. Dat kwam van pas toen wij zochten naar verhalen en beelden voor deze dag.
Wij hadden ze voor het kiezen: verhalen van op weg gaan, verhalen van vriendschap en trouw, van de confrontatie met jezelf, met de ander en met God. En in de veelheid van de over elkaar heen buitelende beelden wisten jullie het op enig moment zeker: het moest vandaag het Hooglied van de Liefde zijn uit de Korinthebrief en het laatste verhaal uit het Evangelie naar Johannes. Van dat lied uit I Korinthe 13 kon ik het begrijpen, dat lied is het mooiste lied over de liefde dat er is en daarom ook een klassieke tekst voor een huwelijk.
Maar ik had nog nooit gehoord van een bruidspaar dat het verhaal van Johannes in hun huwelijksdienst wil horen. Het is een vreemd en geheimzinnig verhaal, waarin het zienlijke en onzienlijke door elkaar heen lopen en het zit vol verwijzingen naar eerdere verhalen. Het is een soort PS aan het slot, alsof Johannes er geen genoeg van kon krijgen. Eigenlijk was zijn evangelie al klaar, zijn verhaal over de man van Nazareth, die zo goed als God was geweest, de mens in wie je kon ervaren dat God naar zijn volk omziet. Johannes heeft ervan verteld, van Jezus die mensen had opgevist uit de zee van benauwdheid waarin ze zich bevonden, die ze zelfvertrouwen gaf en Godsvertrouwen, die met hen zijn droom deelde over een aarde waar het goed is voor àlle mensen.
Het was slecht met die Jezus afgelopen: de heren theologen en de heren van de macht kregen het er benauwd van. Die gevaarlijke profeet kon zijn mond niet houden en toen hadden ze hem voor eeuwig de mond willen snoeren. Maar o wonder, daarmee was het verhaal niet uit, want (zo begonnen zijn leerlingen te geloven en zo geloofde ook Johannes) God zelf had het er niet bij laten zitten. Dat wat dood was, afgeschreven en afgedaan had Hij als leven erkend en beaamd en daarmee ging het verhaal door. Hij laat toch niet het werk van zijn handen varen? Toen dat besef eenmaal tot zijn bedroefde volgelingen was doorgedrongen ging het verhaal door.
Maar het duurde wel even voor het zover was, want zulke inzichten moeten groeien, ze breken nooit als bij toverslag door. Johannes neemt er dan ook de tijd voor om ervan te verhalen. Het was weliswaar Pasen geweest, maar hij beschrijft de leerlingen van Jezus als lieden die het nog steeds moeten leren, terug naar de oever van het Meer van Tiberias. Daar waren ze ooit door Jezus geroepen om vissers van mensen te worden en daar hadden ze hun roeping verstaan. Nà Pasen moeten ze teruggaan naar Galilea en dat doen ze. Maar in plaats van dat ze daar in de voetsporen van Jezus treden, gaan ze terug naar hun verleden. Ze gaan terug naar waar geen hanen kraaien bij een kolenvuur, ze gaan terug naar hun oude stiel.
Het is Pasen geweest maar het dringt nog niet goed tot ze door en even later zijn ze weer terug bij af. De vergeefsheid van hun leven, hun getob in de nacht, Johannes vangt het in een fraai beeld: lege netten. Totdat, tegen de ochtend, na een lange vruchteloze nacht, zij een schimmige gestalte aan het strand ontwaren die ze om toespijs vraagt, om eten bíj het dagelijks brood. En dat hebben ze niet, ze hebben alleen maar hun kwaadheid en verdriet. Dan zegt de man op de oever dat ze het over de andere boeg te gooien, en het net zit vol. Een wonderbaarlijk verhaal, waarmee Johannes drie eerdere verhalen ineen heeft gevlochten: de storm op het meer, de wonderbare visvangst en de wonderbare spijziging. Al die drie verhalen zijn eigenlijk paasverhalen. En dan is er nog dat verrassende slot. De man op de oever heeft om vis gevraagd, maar aan land gekomen, blijkt er al vis op een kolenvuur te liggen. Jezus geeft ze van die vis, hij geeft ze brood, en de zon gaat over hen op. Het is een verrassend slot, maar jullie voelden het scherp aan: daar gaat het om. Aan het einde staat de maaltijd al gereed, zoals wij dat vieren in de kerk in het avondmaal en de eucharistie, in het teken van brood en wijn, en de Heer zélf reikt ons die gaven aan. In het verhaal van Johannes wordt het gevierd in de tekenen van brood en vis, evenzovele tekenen van Christus zelf. Ach er valt nog veel meer over te zeggen, het ene beeld schuift over het andere heen, zoals wanneer je droomt, maar hier zullen we het voor nu bij laten.
„Waarom kiezen jullie juist voor dit verhaal?”, vroeg ik jullie. Jullie wilden dat graag vertellen. „Omdat ze er moeite voor moeten doen”, zeiden jullie. „Omdat het inspanning kost om ’op zee’, zeg maar, iets van je leven te maken. En als je het niet meer weet, in kwaadheid en verdriet gevangen, en je net blijft leeg, dan kan het soms ineens zo gebeuren dat iemand je helpt om het over de andere boeg te gooien en dan lukt het wél. Maar tegelijkertijd brandt op de oever al dat vuur, en ligt het ook al voor je klaar. Je moet er voor werken én je krijgt het cadeau, tegelijkertijd. Dat is juist het mooie”, zeiden jullie.
Ik geloof dat jullie zélf wel eens verbaasd waren als ik je wees op de intuïtieve zuiverheid waarmee jullie met de bijbel omgaan en ik geloof dat ik jullie meermaals in je eigen achting heb zien stijgen. Toen kwamen de lijnen bij elkaar: het verhaal van jullie samenzijn, het verhaal van Johannes, het lied over de liefde van Paulus. Want zó zien jullie je relatie met elkaar: als iets dat je wordt geschonken, een wonder dat je is overkomen én als iets waar je hard je best voor moet doen en zult moeten doen. Waarbij je het soms over een andere boeg moet gooien om het net weer vol te krijgen. Over de liefde die daarvoor nodig is, gaat het lied van Paulus. Het is niet de liefde die voorwaarden stelt en die bijvoorbeeld zegt: ik vind je zo leuk omdat je zulke mooie schoenen ontwerpt of omdat je zo sportief bent of omdat je zo’n interessante familie hebt. Met die liefde redt een mens het niet, want als die voorwaarden weg zouden vallen, valt daarmee ook de liefde weg. Wie op zo’n manier denkt getrouwd te kunnen zijn, trouwt geen mens, maar een wens.
Nee, het lied van Paulus en jullie liefde voor elkaar gaat over de liefde die onvoorwaardelijk is. Je houdt van een ander omdat híj het is, omdat zíj het is, mét alles wat daarbij komt kijken. De een neemt de ander zoals hij is. Het gaat om onbaatzuchtige liefde, die niets vraagt, maar enkel geeft en juist daarom zoveel ontvangt, netten vol. Dat gaat veel verder dan het romantische ’Ik houd van jou’. Het is dezelfde liefde die maakt dat er steeds weer mensen zijn die opstaan en ongedachte dingen doen, zoals Jezus van Nazareth, en in navolging van hem mensen als Franciscus van Assisi, Gandhi en Nelson Mandela.
De onbaatzuchtige liefde maakt dat mensen, tegen de klippen van de nacht en de vergeefsheid op blijven geloven dat het anders kan, met deze wereld en met onszelf en die maakt dat ze de kracht vinden om het in Gods Naam over een andere boeg te gooien. Dit waren de dingen waar het jullie in je relatie én in het leven om ging en waar het in de Bijbel voortdurend over gaat. In de Bijbel gaat het steeds over mensen die iets horen of iets zien, de stem van hun hart of hun geweten, die warm lopen en volharden. En daarbij zijn het eigenlijk altijd heel gewone, kleine mensen (meestal vrouwen overigens), vaak in niet de makkelijkste omstandigheden, vaak met stomheid geslagen, die de onbaatzuchtige liefde bezitten. En ze staan heus niet altijd vast, o, nee, ze wankelen, ze vallen, maar ze staan weer op. En ze zijn niet dé kerk, de protestantse of de katholieke, maar in alle kerken zijn zulke mensen en steeds meer buiten de kerken.
Onbaatzuchtige liefde, dat was waar jullie het over hadden, Pieter-Christiaan en Anita, toen jullie me vertelden waarom je het met de ander aandurfde en toen jullie zeiden wat je van de ander kon leren. Daardoor kun je jezelf en de ander zien als een geschenk van God. Door liefde gedragen willen jullie aandacht hebben voor elkaar, beseffen jullie wat de één voor de ander kan betekenen en zoeken jullie naar een leven, waarin jullie, op elkaar betrokken ook jezelf durven te zijn. Het maakt dat jullie elkaar trouw wilt beloven, steeds weer zoekend naar elkaar, in vertrouwdheid en vrijheid, in openheid en betrouwbaarheid. Het maakt dat je jezelf kwetsbaar durft op te stellen omdat je erop hebt leren vertrouwen dat de ander daar nooit onzorgvuldig mee omgaat. En daardoor voelen jullie je jezelf completer, ja zelfs betere mensen, al stel je je zwakker op. Het blijft hard werken, een relatie, en af en toe moet je het over een andere boeg gooien, maar toch brandt op de oever al het vuur. Tenslotte nog dit: moge de onbaatzuchtige liefde jullie dragen, een huwelijk lang. Zo verwerkelijk je de liefde van de man op de oever, die blijft vragen naar toespijs, terwijl naast hem al het vuurtje brandt. Daartoe zegene jullie God.