Religie is weer meer in beeld in Den Haag; die stelling neemt SGP’er ir. Bas van der Vlies (63) vanuit zijn bijna kwarteeuw ervaring aan het Binnenhof best voor zijn rekening. Hij wil er ook wel iets positiefs over zeggen. „Maar al met al ben ik toch behoorlijk sceptisch over die nieuwe openheid.”
„In de jaren ’80 en ’90 was de trend toch vooral dat godsdienst als iets voor het privé-domein werd gezien”, blikt Van der Vlies terug op de afgeronde decennia die hij als kamerlid meemaakte. „Bij de liberalen zie je die opvatting nog steeds heel sterk, maar over het algemeen is zij wel wat op haar retour. Hoewel steeds meer kamerleden bij hun aantreden de belofte afleggen, koos PvdA-leider Bos voor de eed. Zoiets is toch opmerkelijk.”
De zaak analyserend, komt Van der Vlies met twee redenen die de omslag naar zijn gevoel verklaren. „In de eerste plaats is er de opkomst van de islam, wat een beetje een negatieve invalshoek geeft. Aan de andere kant speelt mee dat de huidige generatie kamerleden nogal eens de kinderen en de kleinkinderen zijn van hen die hebben gebroken met het geloof. Ze zijn de weg naar de godsdienst kwijt en ervaren een zekere leegte. Ze hebben niet meer de vijandigheid van hun ouders en willen eigenlijk weer op zoek naar iets.”
De SGP-voorman wil daar niet negatief over oordelen. „Het is op zich iets positiefs, al is het wel wezenlijk anders dan een oprechte belangstelling voor de Bijbel en voor de God van de Bijbel. Je mag hopen dat het daarheen wordt geleid. Dan zou er pas echt reden tot dankbaarheid zijn.”
Er zijn het afgelopen voorjaar echter ook andere signalen geweest, vervolgt Van der Vlies. „Zowel toen minister Donner het verbod op smalende godslastering weer wilde activeren als toen minister Van der Hoeven het ID-debat aanzwengelde, werd er met een verbazingwekkende felheid gereageerd. Vooral door D66. Dat collega Bakker zo tekeerging, zal ermee te maken hebben dat hijzelf ooit met de kerk heeft gebroken. Maar ik verklaar het toch vooral uit de wat lastige positie van D66 in deze coalitie met het CDA. De huidige regeringssamenwerking ademt een andere sfeer dan die van de paarse jaren.”
Van der Vlies waardeert het dat CDA-leider Balkenende als minister-president op een EO-jongerendag onbekommerd over zijn christenzijn spreekt. Maar, tekent de SGP-voorman aan, de premier moet dan wel de daad bij zijn woorden voegen. „Bij de EO noemde hij de tv-serie ”God bestaat niet” van de RVU walgelijk en onsmakelijk, maar in reactie op onze kamervragen klonk dat ethisch zwaar geladen oordeel niet door. Dat was opnieuw een heel teleurstellende kwestie.”
Was u het eens met de stelling dat het gemiddelde kamerlid te weinig van religie afweet?
„Daar heb ik wel ja op gezegd. Wat ik persoonlijk merk, is dat men zich soms wel heel gemakkelijk religieus noemt. Als je dat echt bent, weet je jezelf afhankelijk van God en begeer je te worden gevoed vanuit Zijn Woord. Dan kan het niet zo zijn dat je maar een paar keer per jaar in de kerk komt. Of dat je je religie niet direct nodig hebt bij ingrijpende politieke beslissingen over goed en kwaad. Ik zou niet weten hoe ik mijn religie thuis in het nachtkastje zou kunnen bergen, om zonder naar Den Haag te reizen. Collega’s die dat wel kunnen, of die vinden dat het zo moet, weten volgens mij toch te weinig af van de sturende en normerende kracht van een geloofsovertuiging.”
Ruim 60 procent van uw collega’s noemt zich religieus en een meerderheid geeft aan dat religie aan betekenis wint. Wat is in hun richting uw conclusie?
„Dat ik uitzie naar het moment dat dat ook in de besluitvorming gaat doorklinken. Ik heb er wel vaker met collega’s over gepraat: als je nu zó in het leven staat zoals je mij vertelt, hoe kan het dan dat je politieke besluiten voor je rekening neemt die in een heel andere richting wijzen? Ik wil niet over mijn collega’s oordelen, maar ik zie er in de praktijk toch te weinig van terug. Binnenkort komen er weer grote zaken op ons af: bordeelverbod, abortus, samenlevingsvormen. Ik hoop oprecht dat ik er dan meer van mag merken.”