Binnenland

Mohammed B. smokkelde snoep en koek

Met de moord op Theo van Gogh heeft Nederland zijn onschuld verloren. Na 2 november 2004 is in ons land het besef gekomen dat terrorisme een reële bedreiging is. Dat maakt deze moord tot „een uitzonderlijk ernstige daad.”

Evert van Dijkhuizen
13 July 2005 11:50Gewijzigd op 14 November 2020 02:45

Met die constatering zette mr. F. W. M. van Straelen dinsdagmiddag de toon voor zijn strafeis tegen Mohammed B.: levenslang. Voor de aanklager staat één ding als een paal boven water: radicale figuren als Mohammed B. horen in een beschaafde samenleving niet thuis. Ze plaatsen zichzelf erbuiten door hun terroristische opvattingen en daden. „B. is én blijft levensgevaarlijk”, aldus de officier van justitie.

In een vier uur durend betoog toont Van Straelen aan dat alle ten laste gelegde feiten tegen Mohammed B. wat hem betreft zijn bewezen. Op zich zijn de feiten volgens hem al ernstig genoeg, maar dat ze zijn gepleegd met een terroristisch oogmerk, maakt de zaak nog erger.

Tijdens een reconstructie van de gebeurtenissen op dinsdag 2 november vertelt Van Straelen dat velen in de Amsterdamse Linnaeusstraat zich op het moment van de moord bedreigd voelden. „Een vader die met zijn auto in de file stond te wachten, wierp zich over zijn kinderen op de achterbank uit angst voor rondvliegende kogels.”

Van Straelen maakt duidelijk dat Mohammed B. geruime tijd voor 2 november bezig is geweest om Van Gogh te schaduwen en de plaats waar hij de moord zou plegen, te verkennen. „Een beklemmend idee.”

Tijdens huiszoekingen bij B. zijn 105 documenten en cd-roms met een radicale inhoud in beslag genomen. „Haat tegen het Westen en het bereiken van het martelaarschap zijn onmiskenbaar elementen in de ideologie van B.”, aldus de aanklager. Volgens hem accepteert B. tot op de dag van vandaag alleen zijn eigen interpretatie van de islam. „Daardoor is hij blind voor het verdriet dat hij anderen heeft aangedaan.”

Het overtuigd zijn van eigen gelijk blijkt volgens Van Straelen ook uit de afscheidsbrief die B. vlak voor de moord op Van Gogh aan zijn familie schreef. „Je zou een persoonlijk woord verwachten, maar B. gebruikt de brief om zijn familie duidelijk te maken dat ze op de verkeerde weg zijn, berouw moeten tonen en alleen dan een goede moslim zijn. Wederom propageert hij zijn eigen interpretatie van de islam als de enig juiste.”

Het openbaar ministerie is weinig te weten gekomen over de persoon van B. Van Straelen: „Het onderzoeksteam stuitte op een muur van zwijgzaamheid bij zijn familie.” Ook aan onderzoeken in het Pieter Baan Centrum weigerde B. mee te werken.

De dood van zijn moeder en een korte periode in de gevangenis in 2001 hebben er zeer waarschijnlijk aan bijgedragen dat B. zich ontwikkelde van „een gewone, ogenschijnlijk goed geïntegreerde jongen van Marokkaanse komaf tot de man die op 2 november vanuit een extreem gewelddadige godsdienstbeleving Theo van Gogh heeft vermoord”, aldus de officier.

Anderzijds constateert hij bij B. „kinderlijke hypocrisie.” „Toen hem in het Pieter Baan Centrum werd gevraagd of hij iets wilde eten, antwoordde B. dat hij vastte. Intussen had hij wel snoepgoed en koek uit de gevangenis meegesmokkeld. Ook liet hij zich door een medegedetineerde stiekem van een maaltijd voorzien.”

Van Straelen vraagt nadrukkelijk aandacht voor de „doodsangst” die de agenten vlak voor de arrestatie van B. hebben doorstaan. „Ze werden door B. als persoonlijke schietschijf gebruikt.”

De strafzaak tegen B. is nadrukkelijk geen proces tegen de islam, aldus de officier van justitie. „We moeten waken voor een apocalyptische botsing der beschavingen. Het gaat om een zeer beperkte groep mensen die misbruik maken van de islam. Zij willen hun onverdraagzame, terroristische ideeën aan ons opleggen.”

De straf die B. straks krijgt opgelegd, moet volgens Van Straelen andere radicale moslimjongeren afschrikken. „Ik ontken niet dat allochtone jongeren problemen met onze samenleving kunnen hebben, maar de oplossing die B. predikt, is een doodlopende weg. Dat signaal moet krachtig worden gehoord.”

De officier van justitie begint zijn presentatie met een fragment uit een interview met Theo van Gogh op vrijdag 29 oktober 2004. Op de vraag of Van Gogh bang is vermoord te worden, antwoordt deze: „Ze denken, het is de dorpsgek, waarom zou je hem neerschieten? Die kogel zal voor mij niet komen, denk ik hoor.” Van Straelen: „Vier dagen later werd hij vermoord.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer