Buitenland

„Een tafereel dat ik niet kan beschrijven"

Brigadier Steve Betts van de Britse transportpolitie was een van de eerste reddingswerkers die donderdag de verwoeste metro van de Piccadilly–lijn tussen King’s Cross en Russell Square bereikte. In de Britse krant The Guardian deed hij zijn relaas.

9 July 2005 14:36Gewijzigd op 14 November 2020 02:44Leestijd 3 minuten

Bij de aanslag op de Piccadilly–lijn vielen de meeste doden wegens de krappe omstandigheden dertig meter onder de grond. De tunnelbuis van de metro daar heeft een doorsnede van slechts 3,6 meter.

„Het was pikzwart en we hadden zaklampen. De tunnel waar de trein stond, was ongeveer 150 meter verderop na een bocht. Er kwamen nog steeds een paar gewonden op ons af toen we naderbij kwamen. Toen ik in de richting van de trein liep, hoorde ik iemand om hulp schreeuwen, maar ik kon niets zien. Ik riep terug en keek om me heen, maar het was er vol rook en stoffig en ik kreeg geen antwoord.

Ik slaagde erin in de trein te komen en het was nogal duidelijk dat hier iets afgrijselijks was gebeurd. Er waren mensen zonder ledematen en met enorme open wonden waar de organen uitpuilden. Mensen schreeuwden en kreunden en vroegen om hulp.

Ik dacht, dit is het ergste wat ik ooit heb gezien. We moesten over lichamen en lichaamsdelen klimmen om mensen te helpen en om te kijken wie nog in leven was. Ik dacht dat dit het einde van de wereld was, hier in dit rijtuig, maar je moet je werk doen.

Ik vond een man en zijn been was tot onder zijn knie weggereten. Er lag een lichaam naast hem. Ik zag ook iets waarvan ik dacht dat het een stapeltje kleren was, maar toen ik het wilde passeren om bij de man te komen, kreunde het en vroeg het om hulp. Het was een vrouw. Al haar ledematen waren weg. Ik denk dat ze in de stationshal is gestorven.

We hadden de wagon nog niet bereikt waar de bom was ontploft, maar we moesten daar naar toe om er zeker van te zijn dat er niemand meer in leven was. Dat was een tafereel dat ik niet kan beschrijven.

Het dak was naar beneden gekomen en we moesten bijna naar binnen kruipen. Er waren overal lichaamdelen. Er was zover ik kon zien geen deel dat niet was bedekt met organen of bloed of stukjes lichaam. Ik moest me tussen stoelen en dode lichamen wringen op zoek naar overlevenden. Ik kon niet voorkomen dat ik op het een en ander heb gestaan, maar ik moest verder en mijn werk doen. Het was alsof ik een boel paspoppen verzamelde die in stukken waren gehakt en die waren overgoten met zwarte verf en waarmee het rijtuig was gevuld.

Na een paar uur kwam ik boven. In het station was het inmiddels rustiger. Iemand vroeg me de weg waardoor ik moest glimlachen en daardoor voelde ik me weer meer mens. Maar terwijl ik daar stond voelde ik me eenzamer dan ik voor mogelijk had gehouden. Ik wilde slechts een vriend zien of een onbekend iemand om ze te omhelzen".

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Vond je dit artikel nuttig?

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer