Nienoord als Gronings lustoord
Een rijtuig speelde een droevige rol in de historie van kasteel Nienoord in het Groningse Leek. In 1907 verdronken de toenmalige bewoners van het kasteeltje, de familie Van Panhuys, toen hun koets in het Hoendiep terechtkwam. Tegenwoordig bevindt zich in de bijgebouwen van Nienoord het Nationaal Rijtuigmuseum.
De enorme zonovergoten tuin voor het kasteel trekt direct de aandacht. Statige bomen, kort gemaaid gras en goed onderhouden paadjes. Vogels hebben naar hun getjilp te horen in groten getale hun domein gevonden in de weelderige tuin.
Het okergele bouwwerk achter in de diepe tuin lijkt op het eerste gezicht niet eens op een kasteel. Geen stoere torens en geen grote ophaalbrug. Mogelijk zijn die er ooit geweest, voordat de borg in 1846 afbrandde. Wel is het optrekje omgeven door een gracht.
Het bijbehorende landgoed is eeuwen geleden aangelegd in de buurt van een groot veengebied dat zich tot ver in Drenthe en Friesland uitstrekte. De adellijke familie die hier in 1525 het eerste huis liet bouwen was de familie Van Ewsum. Het stamhuis De Oort van de familie Van Ewsum stond in Middelstum. Wigbold van Ewsum noemde het nieuwe huis op zijn landgoed daarom het Nieuwe Oort, oftewel Nienoord, waar tegenwoordig ook stelletjes elkaar in een romantische omgeving het jawoord kunnen geven.
Rond 1700 kwam het huis in bezit van de graaf Van In en Kniphuizen. Hij liet het verfraaien. Bovendien richtte hij de tuin in als park. Nadat het pand afbrandde, bouwde de familie Van Panhuys op de oude fundamenten het huidige kasteeltje in neoclassicistische stijl.
En wie van de Van Panhuysen had kunnen bevroeden dat het vervoermiddel waarin zij in 1907 verongelukten ruim vijftig jaar later nog eens het onderwerp zou worden van een museum? In twee bijgebouwen geeft het Nationaal Rijtuigmuseum een mooi overzicht van de geschiedenis van deze vervoermiddelen.
Ondanks de brand in de borg zijn bijzondere paneelschilderingen uit de zeventiende eeuw bewaard gebleven. De historische objecten waren min of meer in de vergetelheid geraakt. Ze hebben zelfs een tijdje gediend als een wandje in het koetshuis. Na een jarenlange restauratie hangen ze nu weer in Nienoord.
Bijzonder is ook de zogeheten schelpengrot die in de tuin is gelegen. De muren van het optrekje zijn bedekt met duizenden schelpen die het interieur een mozaïekachtig uiterlijk geven. In vroeger tijden was een dergelijke grot een gebruikelijke versiering in tuinen. De schelpengrot vormde ook de oude schatkamer van de borg. Er stonden kisten vol goud, zilver, sieraden en juwelen.
Over de grot doet een merkwaardige legende de ronde. Zo zou op het kasteel een meisje gewerkt hebben dat stiekem een kijkje wilde nemen in de schatkamer. Ze greep haar kans toen de kasteelheer en zijn vrouw op reis waren. De kasteelheer hoorde later van de verkeerde bedoelingen van zijn dienstmeisje. Ze was niet te benijden om de straf die ze kreeg: ze moest in de schelpengrot blijven totdat ze erin geslaagd was alle muren van het vertrek met schelpen te bedekken. Door een luikje kreeg het meisje eten en kaarsen toegeschoven. Tientallen jaren zou ze aan de klus gewerkt hebben voordat ze de zon weer zag.
2005 is het Jaar van het Kasteel. Dit is deel 9 in een serie over kastelen die de laatste jaren een heel andere functie hebben gekregen. Volgende week dinsdag deel 10. Voor eerdere afleveringen: zie het dossier op www.refdag.nl.