Hongerend Nederland voorzien van voedsel
De 4 miljoen Nederlanders in het westen van het land zijn in de laatste maanden van de oorlog afhankelijk van de aanvoer van aardappels en graan via het IJsselmeer. Deze aanvoer is in maart 1945 na enkele maanden weer enigszins op gang gekomen, maar loopt begin april alweer terug. De geallieerde opmars naar het noorden van het land maakt vervoer vaak onmogelijk.
Het ziet ernaar uit dat het westen van Nederland voorlopig niet zal worden bevrijd. Op 7 april slaat ir. Louwes, directeur-generaal van de Voedselvoorziening, alarm. Hij neemt contact op met A. J. Th. van der Vlugt, honorair-consul van Finland. Louwes weet dat Van der Vlugt contacten heeft met het verzet en ook met een aantal hoge Duitse ambtenaren.
„Tot 28 april kan de voedseldistributie gehandhaafd blijven op het hongerrantsoen van 450 calorieën per dag. Daarna is er nog een geheime voorraad voor een week, en dan is alles op”, zegt Louwes tegen Van der Vlugt. „Dan is het niet meer hongersnood, maar hongersdood”, vervolgt hij. „Er moet iets gebeuren. U moet seinen naar Londen, maar zo dat er werkelijk iets gebeurt.”
Op 12 april 1945 vindt er een bespreking plaats tussen rijkscommissaris Seyss-Inquart, Van der Vlugt, vertegenwoordigers van het College van Vertrouwensmannen en een vertegenwoordiger van de Binnenlandse Strijdkrachten. Samen komen zij een onofficiële wapenstilstand overeen.
Seyss-Inquart zegt dat er dan geen repressailles en vernielingen meer zullen plaatsvinden en dat de aanvoer van voedsel en kolen door de linies zal worden toegelaten. Deze toezeggingen moeten strikt geheim blijven. ’Berlijn’ mag niet weten dat er onderhandelingen plaatsvinden.
De vertrouwensmannen Neher en Van der Gaag zullen door de linies naar het zuiden gaan om de voorlopige afspraken door te geven aan de Nederlandse regering. Deze zal contact leggen met het geallieerde opperbevel.
Zonder dat op de gemaakte afspraken is ingegaan, brengen geallieerde bommenwerpers op zondag 29 april 1945 voedsel in de uitgehongerde steden in het westen. „Dit zijn ongetwijfeld de beste bommen die we ooit hebben uitgegooid”, aldus een van de piloten.
10 april
Canadese troepen veroveren Deventer. De Duitsers blazen de IJsselbruggen op. De Duitse generaal Blaskowitz wordt benoemd tot bevelhebber van de Festung Holland. Emmen bevrijd door de Poolse 1e Pantserdivisie.
11 april
De SS steekt 1100 gedeporteerden bij het Duitse Gardelegen in een schuur in brand. Het Amerikaanse Negende Leger steekt de Elbe over bij Maagdenburg. Operatie Cannonshot gaat van start: Canadese troepen steken bij Gorssel tussen Deventer en Zutphen de IJssel over.
12 april
Concentratiekamp Buchenwald wordt bevrijd, evenals kamp Westerbork. Canadese en Britse troepen steken bij Westervoort de IJssel over en vallen Arnhem aan. De Binnenlandse Strijdkrachten voeren een gesprek met Seyss-Inquart over wapenstilstand.
13 april
Tokio wordt grotendeels in puin gelegd na geallieerde bombardementen. Het Comité van Vertrouwensmannen legt het aanbod van Seiss-Inquart voor aan de Nederlandse regering. Meppel, Assen, Anlo, Eelde, Gasselte, Gieten, Havelte, Nijerveen, Roden, Ruinerwold, Smilde, Vries, Zuidlaren, Nieuwenschans, Veendam en Wildervank worden bevrijd.
14 april
Arnhem, Zwolle en Staphorst bevrijd.
15 april
Canadese en Britse troepen bevrijden Bergen-Belsen. Premier Gerbrandy en Churchill bespreken de situatie in West-Nederland. Doesburg, Zoutkamp en nagenoeg de hele provincie Friesland worden bevrijd.
16 april
De Duitse troepen, belast met de verdediging van Groningen, geven zich over. Het Duitse vrachtschip Goya met meer dan 7000 mensen, meest vluchtelingen, aan boord wordt in de Oostzee getorpedeerd door de Russische U-boot L13. Ongeveer 170 mensen overleven. De Russen openen de aanval op Berlijn.