In totaal hebben zestien grote autofabrikanten en de brancheclub over een periode van ruim vijftien jaar samengewerkt, door bijvoorbeeld af te spreken dat ze autosloperijen niet betalen voor het verwerken van de afgedankte voertuigen. Oude of beschadigde auto’s die niet meer geschikt zijn voor gebruik worden uit elkaar gehaald en verwerkt voor onder meer recycling, met als doel waardevolle materialen zoals metaal, plastic en glas opnieuw te kunnen gebruiken.

De autobedrijven en ACEA werden het met elkaar eens dat het recyclen van oude voertuigen al winstgevend genoeg was op zichzelf en dat ze daarom demontagebedrijven niet zouden vergoeden. Ook deelden ze informatie over hun afzonderlijke afspraken met die bedrijven.

Daarnaast probeerden ze te voorkomen dat consumenten recyclinginformatie gebruiken bij het kiezen van een auto, om de druk op de ondernemingen te verlagen om meer te doen dan wettelijk vereist was. Dat deden ze bijvoorbeeld door niet te promoten hoeveel van een afgedankt voertuig kan worden gerecycled.

Alle bedrijven hebben betrokkenheid bij het kartel toegegeven en ingestemd met de schikking. Mercedes-Benz ontliep een boete van ongeveer 35 miljoen euro, omdat het merk het kartel onthulde. Stellantis, Mitsubishi en Ford kregen een vermindering voor het meewerken met de Commissie. Volkswagen kreeg met een boete van ruim 127 miljoen euro de grootste straf van Brussel.