Hoeveel ruimte hebben hulporganisaties nog in Afghanistan? „Zonder vrouwen leggen wij ons werk neer”
Niet elk lid van de taliban is een hardliner, merken hulporganisaties in Afghanistan. Hoewel de touwtjes steeds strakker aangetrokken worden, lukt het sommigen door te gaan met hun humanitaire werk. „Er is een hoop grijs gebied. Die ruimte gebruiken wij.”
Het is een paradox, legt Mickael Le Paih, landenvertegenwoordiger van Artsen zonder Grenzen in Afghanistan uit. Terwijl de taliban in Afghanistan de ene na de andere strikte wet afkondigen –óók voor hulporganisaties–, is het werk in sommige opzichten juist makkelijker geworden.
„Sinds de overname van het land is het er namelijk een stuk veiliger”, vertelt hij vanuit de hoofdstad Kabul. Immers, het waren met name de taliban die er vóór augustus 2021 voor zorgden dat mensen in onveiligheid en onzekerheid leefden. „Nu de gevechten in het land zijn afgenomen, kunnen wij patiënten gemakkelijker bereiken”.
En dat is maar goed ook, want het zijn geen kleine noden waarmee de medische hulporganisatie te maken krijgt. Afghanistan verkeert in een zware economische en voedselcrisis. Ruim 28 miljoen mensen, twee derde van de bevolking, hebben humanitaire hulp nodig om te overleven.
Artsen zonder Grenzen werkt op zeven plaatsen in het land en richt zich vooral op vrouwen en kinderen. „Elke dag zijn al onze bedden gevuld”, zegt Le Paih. „Inwoners komen bijvoorbeeld binnen met een mazeleninfectie, want er is een epidemie gaande. En veel kinderen, zelfs baby’s jonger dan zes maanden, zijn ernstig ondervoed.”
Sinds de taliban in het land aan het roer staan, is een reeks wetten en verboden afgekondigd, die voornamelijk het leven van vrouwen raken. Het bekendste is natuurlijk het verbod op het middelbaar en hoger onderwijs.
Moedersterfte
Tot voor kort konden meisjes en vrouwen echter nog wel een opleiding tot vroedvrouw of verpleegkundige volgen. Dat was van essentieel belang, aangezien vrouwelijke patiënten in het land niet door mannelijke verplegers of artsen behandeld mogen worden. Maar begin december ging ook door die uitzondering een streep.
Vlak daarna scherpten de taliban het verbod op vrouwelijke werknemers binnen ngo’s aan. Sommige organisaties zagen zich daarom genoodzaakt een deel van hun projecten stil te leggen, of helemaal te stoppen. „Als medische organisatie krijgen wij gelukkig een uitzonderingspositie”, zegt Le Paih. „Sterker, meer dan de helft van ons personeel is vrouw. Daardoor kunnen wij nog steeds vrouwen behandelen.”
Maar door het verbod op medisch onderwijs komen er op de arbeidsmarkt geen nieuwe vroedvrouwen en vrouwelijke artsen meer bij. En dat merkt de organisatie. „In de oostelijke provincie Khost hebben we op dit moment al grote moeite om genoeg vroedvrouwen en vrouwelijke gynaecologen te werven.”
Vooral op de langere termijn zal dat voor de bevolking desastreuze gevolgen hebben, legt Le Paih uit. „De helft van de Afghaanse bevolking is onder de achttien jaar oud. Dan kun je in de komende jaren een geboortegolf verwachten. De vraag naar medische hulp voor vrouwen zal dus alleen maar toenemen.”
Afghanistan heeft volgens de Wereldgezondheidsorganisatie nu al een hogere moedersterfte dan al zijn zes buurlanden samen. „Hoe langer het verbod op onderwijs duurt, hoe minder goed geschoold personeel er is en hoe slechter de zorg wordt. De moedersterfte zal daardoor verder toenemen.”
Uitzonderingspositie
„De druk vanuit de regering op het werk van hulporganisaties wordt steeds verder opgevoerd”, zegt Latif Bashardost. Hij is de landendirecteur van ontwikkelingsorganisatie Cordaid, die in Afghanistan projecten uitvoert op het gebied van gezondheidszorg en noodhulp.
Eind 2022 legde de organisatie tijdelijk het werk neer, omdat de taliban vrouwen hadden verboden voor hulporganisaties te werken. Na gesprekken met lokale autoriteiten, slaagde Cordaid erin de werkzaamheden voor de meeste projecten te hervatten. Mét vrouwelijk personeel.
„Die uitzonderingspositie hebben wij nog steeds, maar we merken wel dat de regering meer inzicht wil hebben in wat organisaties precies doen en hoe ze hun geld besteden.” Dat levert volgens Bashardost spanning in de humanitaire sector op. „Maar ik wil benadrukken: wij –en andere hulporganisaties– blijven manieren zoeken om toch hulp te verlenen.”
Dat is relatief makkelijk als het gaat om noodhulp, legt Anne Kwakkenbos, genderexpert bij Cordaid, uit. „De nood onder de bevolking is ontzettend hoog, dus hulp aan inwoners die het erg moeilijk hebben, staan ze niet snel in de weg. Dat is anders bij langdurige ontwikkelingsprojecten. Dan liggen ze sneller dwars.”
Maar dat er op humanitair gebied amper mogelijkheden zijn, is niet de ervaring van Cordaid. Wat in de media niet vaak aan bod komt, is het grote verschil tussen de top van de taliban en de bestuurders in de rest van het land, vindt Bashardost. Niet elk lid van de islamitische beweging is een hardliner, benadrukt hij.
Hidjab
„Decreten worden in Kandahar –de spirituele hoofdstad van de taliban– van achter gesloten deuren uitgevaardigd. Dat gebeurt met een klein groepje leiders, die hun positie willen veiligstellen door middel van strikte wetten.”
Hoe verder je naar beneden afdaalt in het leiderschap, hoe inschikkelijker de mensen zijn, zegt Bashardost. „In een stad als Kabul kunnen bestuurders niet om de behoeften van mensen heen. Ze staan rechtstreeks in contact met hulporganisaties en internationale donoren. Ze worden ook bevraagd door lokale religieuze leiders, van wie sommigen zich blijven uitspreken tegen het verbod op onderwijs voor vrouwen.”
Vaak blijkt er meer mogelijk te zijn dan gedacht. „Wij zijn als Cordaid duidelijk: wij doen projecten mét vrouwen en voor vrouwen. Bij het opstarten van een nieuw project gaan we eerst met het lokale bestuur in gesprek. Het lukt niet altijd, maar vaak zeggen ze dan: „Oké, jullie mogen dit project uitvoeren. We kunnen alleen geen officiële toestemmingsbrief geven.””
„Er is een hoop grijs gebied. Die ruimte gebruiken wij, en alle andere ngo’s ook.”
Wel moet het personeel van Cordaid zich aan een aantal voorschriften houden. Zo moeten vrouwen een hidjab dragen, zijn er in de kantoren aparte ruimtes voor mannen en vrouwen, en moeten vrouwelijke hulpverleners buiten altijd vergezeld zijn van een man.
Rode lijn
„Dit zijn nu de officiële regels, maar veel van deze dingen gebeurden eigenlijk al voor de machtsovername door de taliban”, zegt Kwakkenbos. „We hadden altijd al een aparte kantoor- en gebedsruimte voor vrouwen. En bij veldbezoeken gingen altijd mannen mee. Wij leveren hiermee dus niet veel vrijheden in.”
Wel merkt de organisatie, waarvan nu 20 procent van het personeel vrouw is, dat het moeilijker wordt om gekwalificeerde vrouwelijke hulpverleners te vinden. „Dat is ook niet gek”, vindt Kwakkenbos. „Mensen zijn toch bang voor alle veranderingen die er misschien nog komen. Daarom blijven wij er bij de taliban op hameren dat vrouwen echt een plek verdienen in deze sector en het onderwijs.”
Dat contact betekent niet dat Cordaid het regime erkent, legt ze uit. „Maar niet praten is geen optie. Mensen veranderen alleen maar van gedachten als je met ze in gesprek blijft.”
Is er wat Cordaid betreft een rode lijn? Absoluut, benadrukt Latif Bashardost. „Zodra het ons echt verboden wordt met vrouwen te werken, leggen wij ons werk neer. Niet alleen uit principe, maar ook omdat wij nu eenmaal geen vrouwen en meisjes in nood kunnen bereiken zonder vrouwelijk personeel.”