„Hebt u weleens gevast voor een D66-politicus?”
„Hebt u weleens gevast voor een D66-politicus?” Dat vroeg dr. Bart Jan Spruyt zijn „leerlingen” dinsdagavond tijdens de eerste avond van De Leskamer in Hien. De aanwezigen blikten in de spiegel van de Vroege Kerk.
Na het succes van de lessenserie in Gouda kreeg het bestuur van De Leskamer zeven verzoeken uit het hele land om de serie op meer plekken aan te bieden, vertelt voorzitter Wilco Boender. „We gaven iedereen hetzelfde antwoord: „Ga het maar organiseren.” In de Betuwe werd die handschoen opgepakt.”
Herbert van Leeuwen, een van de mannen achter het Betuwse initiatief, woonde de avonden in Gouda vorig jaar bij. „Het leek me goed om deze avonden ook naar de Betuwe te halen. Vaak worden dit soort dingen in Gouda of ergens anders in het westen georganiseerd. Zo’n initiatief komt hier niet vaak langs.”
Volgeboekt, zoals de avonden in Gouda, is het in het buurtschap Hien, bij Dodewaard, nog niet. Toch is het druk aan de Waalbandijk. Zo’n veertig bezoekers parkeren hun auto’s dinsdagavond aan de dijk om de bijeenkomst van De Leskamer in de 19e-eeuwse Hiense kerk bij te wonen. Op deze eerste avond van de tiendelige serie staat de Vroege Kerk centraal.
Leermeester Spruyt –„Ik word een beetje zenuwachtig als ik zo word aangesproken”– gebruikt een drietal documenten uit de tijd van de vroegchristelijke kerk om zijn leerlingen een spiegel voor te houden. „Vraag jezelf af: Hoe zouden de christenen van toen ons nu beoordelen?”
Spiegel
Kerkhistoricus Spruyt vraagt de aanwezigen hoe ze de essentie van het christelijk geloof zouden omschrijven. „Dat God zondaren opzoekt, zoals Hij Adam opzocht”, klinkt het uit een kerkbank. „Zelfverloochening”, oppert een ander. „Jezus Christus en Dien gekruisigd.”
„Vroege christenen definieerden het geloof als een leven uit de liefde” - Bart Jan Spruyt, leermeester van De Leskamer
Deze antwoorden zouden de allereerste christenen niet gegeven hebben, zegt Spruyt. Hij bespreekt de Didachè, een geschrift uit de eerste eeuw waarin de geloofsleer van de apostelen voor het eerst is vastgelegd. „Het is niet echt een dogmatiek. De vroege christenen definieerden het geloof als een leven uit de liefde. Die belijdenis omlijstten ze met allerlei ethische voorschriften, zoals het bidden voor hun vijanden en het vasten voor hun vervolgers. Dat zijn andere accenten dan wij als reformatorische christenen gewend zijn. Wie van u heeft weleens gevast voor een politicus die onze vrijheid dreigt te beknotten?”
De houding van deze christenen in de Vroege Kerk maakte indruk, toont Spruyt aan met behulp van een brief die Plinius, de stadhouder van Bithynië, in het jaar 112 naar keizer Trajanus van het Romeinse Rijk stuurde. „Plinius wist niet hoe hij met christenen om moest gaan. Ze gaven vrijwillig hun veiligheid en vrijheid op om lid te worden van een vervolgde minderheid. Bovendien groeide hun geloof en besmette het steden en dorpen, schrijft de stadhouder.”
Beurtzang
De brief is interessant, omdat Plinius erin tekent hoe de vroege christenen hun leven invulden, zegt Spruyt. „Hij beschrijft hoe ze op zondag –in die tijd nog een gewone werkdag– voor zonsopgang samenkwamen om in beurtzang een lied voor Christus te zingen. Ook beloofden ze onder ede dat ze niet zouden stelen en moorden en als christenen zouden leven. Na werktijd kwamen ze opnieuw samen om een maaltijd te gebruiken.”
De christenen uit de Vroege Kerk onderscheidden zich niet van andere mensen door een eigen land of taal, stelt Spruyt. „Zij bewoonden geen plaatsen als Barneveld en Opheusden. Ze hadden geen apart dialect, zoals de tale Kanaäns. Ze onderscheidden zich door hun eigenschappen. Dat blijkt uit de brief aan Diognetus. Daarin worden christenen omschreven aan de hand van paradoxen. Schijnbare tegenstellingen, zoals dat zij hun leven doorbrengen op aarde, maar burgers van de hemel zijn.”
Jorald Top uit Barneveld woont de lesavond bij. Hij meldde zich in eerste instantie alleen voor deze avond aan, maar hoopt er meer te bezoeken. Eerder volgde hij al de toerustingscursussen van het Centrum voor Godsdienstonderwijs (CGO) van de Gereformeerde Gemeenten, vertelt hij. „Daar kwam al het een en ander aan kerkgeschiedenis voorbij, zoals fragmenten uit de brief aan Diognetus. De Leskamer vond ik een logisch vervolg om me meer te verdiepen in de traditie waarin we staan.”