Drs. Buitink geeft verdriet ruim baan in haar boek ”Leven met verlies”
Mag er een grens gesteld worden aan rouw en verdriet? Het is een vraag die opkomt bij het lezen van ”Leven met verlies” van drs. M.A. Buitink-Heijblom. De schrijfster geeft ruim baan aan emotie.
Op de achterflap van het boek is te lezen dat de schrijfster zelf een ongeluk heeft gehad. Daardoor kon ze haar werk als docent Oude Testament op de Christelijke Hogeschool Ede niet meer doen. Haar echtgenoot is predikant, maar moest door een ongeval met vervroegd emeritaat. Deze ervaringen hebben ongetwijfeld een fundament gelegd voor het schrijven van dit boek.
Betekenisverbreding
”Leven met verlies” heeft als ondertitel ”Rouwen terwijl er niemand is overleden”. De schrijfster verbreedt de betekenis van rouw tot lijden aan verlies op allerlei terreinen: afnemende gezondheid, verlies van werk, een onvervulde kinderwens. Dat zijn allerlei zeer pijnlijke situaties. Toch is het de vraag of het goed is om ze te scharen onder de noemer rouw. Het overlijden van een geliefde, het zien van zijn of haar ontzielde lichaam, het achterlaten van dat lichaam in een koud graf, dat alles is onvergelijkbaar met wat dan ook.
De auteur beschrijft met veel inlevingsvermogen allerlei situaties waarin verdriet kan voorkomen. Ze biedt ruim baan aan gevoelens van moedeloosheid, vermoeidheid, eenzaamheid. Uitgebreid beschrijft ze hoe omstanders met onbegrip kunnen reageren. Dit kan lezers aanmoedigen om te zoeken naar een gepaste reactie bij verdriet. Maar de grote hoeveelheid voorbeelden van ‘foute’ opmerkingen kan ook verlammend werken. Omstanders doen het niet gauw goed, terwijl ze wel moeten meeleven. „Want”, zo schrijft de auteur, „de zonde van nalatigheid, het zich niet bekommeren om een medebroeder of -zuster, ligt op de loer”.
Ogen
Het is de vraag of het meebewegen in verdriet, wat Buitink voorstaat, altijd zo heilzaam is. Hoe goedbedoeld ook, soms is het voor mensen die lijden in verdriet juist nodig om een duwtje in een andere richting te krijgen. „Ga eens naar buiten met je kinderen.” „Zie je hoe mooi deze bloemen zijn?” Het leven is meer dan moeite en verdriet. Als iemand dat niet kan zien, is een van de taken van omstanders om ogen te zijn voor de ander.
Ook voor iemand die zelf lijdt aan verlies is het belangrijk om aan verdriet perk te stellen. Er is een tijd om te huilen en een tijd om te lachen. Het kan heel bevrijdend werken om na of in een periode van moeite je ogen weer te openen voor de eerste bloesems of een spelend kind. De auteur wijst in het slothoofdstuk ”Perspectief voor rouwenden” vooral op troost die God geeft en hoop op de hemel. Dat is mooi en eindeloos waardevol. Maar in Zijn genade geeft God ook in de wereld om ons heen lelies en vogels, zonlicht en (hernieuwde) vreugde.