Robert Cekov werd in zijn jeugd verliefd op de viool
Toen hij zijn eerste handgemaakte viool kreeg, was dat een bijzondere ervaring, vertelt Robert Cekov. „Ik móést ’s nachts naar het instrument kijken. En de geur: een sensatie. Ik was verliefd op de vorm en de klank.” Bijna vijftig jaar later is de Macedonische violist, die al jaren in Amsterdam woont, nog altijd verknocht aan de viool.
Van Nederland had hij in zijn jeugd amper gehoord, vertelt Robert Cekov (56) in zijn appartement in Amsterdam-Slotervaart. „Eén keer, tijdens een concours, waren er ook Nederlanders. Ik vond de manier waarop ze praatten maar vreemd: een rare maar aangename taal.”
Zijn viooldocent Ilya Grubert verkaste echter vanuit de Balkan naar Amsterdam en zijn leerling volgde hem. Voor een jaar, was de bedoeling. Intussen woont de violist alweer ruim dertig jaar in Amsterdam. Die hele tijd werkt hij als eerste violist bij Het Ballet Orkest. Daarnaast treedt Cekov op in kleiner verband: met zijn Ichtus Strijkkwartet of tijdens de drukbezochte koffieconcerten van pianist Wouter Harbers.
Hier in Nederland heeft Cekov een dochter, die in Delft studeert. Zijn overige familie woont in Macedonië. Twee keer per jaar reist de violist naar zijn geboortegrond, waar hij met zijn zus een huis bezit. „De muziek van daar kan ik hier spelen. En als het gaat om eten: alles uit Zuidoost-Europa ligt hier in de winkel.”
1. Een leven zonder viool kan ik me niet voorstellen.
„Ik ben opgegroeid in Strumica, een stad in Noord-Macedonië. Vanaf mijn 8e speel ik viool. Aanvankelijk niet al te serieus, maar ik bleek talent te hebben. Toen ik 13 was won ik een staatsconcours, waarna ik naar het muziekgymnasium in Belgrado mocht. Dat bleek een goede keus, hoewel ik bijvoorbeeld ook een talent voor schilderen heb. Ik had op mijn 9e een handgemaakte viool gekregen, van een professionele Tsjechische bouwer. Dat was bijzonder. Ik raakte verliefd op de vorm van het instrument en op de klank. Eén keer heb ik mogen spelen op een heel duur exemplaar van 1 miljoen euro. Dat was een bijzonder moment. Mijn huidige viool is heel mooi, maar niet zo duur. Die stamt uit de periode van rond 1800. Dagelijks speel ik, vaak in projecten. Soms wel acht uur per dag. Inderdaad, de viool is niet meer weg te denken uit mijn leven.”
2. Je kunt aan mijn spel horen dat mijn roots in Zuidoost-Europa liggen.
„In mijn jeugd ben ik vooral in aanraking gekomen met klassieke muziek. Mijn vader had lp’s met werken van Tsjaikovski, Beethoven, Paganini. En voor mijn vioollessen deed ik de etudes van de Duitser Franz Wohlfahrt. Later speelde ik muziek van componisten als Vivaldi en Händel. Ik ben dus heel klassiek opgevoed. Of ik dergelijke muziek anders interpreteer dan iemand die in Nederland is geboren? Misschien enigszins. In de Balkanlanden spelen ze iets pittiger, iets directer. Daar is muziek maken een sociaal gebeuren, denk aan livemuziek op bruiloften. De klank van een orkest daar is ook wat grover gesneden dan die van een orkest hier. Maar uiteindelijk gaat het erom dat je de muziek professioneel benadert en emoties vertolkt.”
3. Ik ben blij dat ik in Nederland terechtgekomen ben.
„Het was niet per se mijn keus. Ik had nog nauwelijks van Nederland gehoord. Maar mijn vioolleraar Ilya Grubert in Novi Sad vertrok naar het conservatorium van Amsterdam. Ik kon mee om mijn studie bij hem af te maken. We hadden via een zendeling van Open Doors in Macedonië contact met de christelijke violist William Hill, die bij het Nederlands Philharmonisch Orkest werkte. Die familie heeft me hier heel erg geholpen. Na een jaar keerde ik terug naar Macedonië. Maar daar brak in de jaren 90 de oorlog op de Balkan uit. Ik werd opgeroepen voor het leger. Ik kreeg echter de kans om terug te gaan naar Amsterdam. Hier kon ik verder bij Het Ballet Orkest, waar ik tijdens mijn studie al was gestart. En vervolgens heb ik aan het Rotterdams conservatorium mijn diploma uitvoerend musicus gehaald. Zo is het gelopen en het is goed. Mijn dochter woont hier, dus definitief terug naar daar zal ik wel niet meer gaan.”
4. Ik sta niet graag alleen op een podium; het liefst speel ik samen met anderen.
„Dat is wel waar, ja. Solo vioolspelen kan, bijvoorbeeld met een partita van Bach. Maar dat doe je sowieso niet een heel concert lang. Dat kost zo veel energie, en je bent heel kwetsbaar. Liever speel ik samen met een pianist, of in een trio of strijkkwartet. Dan ben je met elkaar maar je kunt wel je eigen karakter aan de muziek geven, je eigen persoonlijkheid laten zien. Tegelijk speel ik ook graag in een groot orkest – het is bij mij een beetje halfhalf. In een orkest is er non-stop communicatie met je medemusici, maar het is natuurlijk niet zo heel persoonlijk. Tegelijk kun je in een orkest ook als eerste violist de solo spelen, dat heb ik bij het orkest van Jan Mulder regelmatig gedaan. Het kost veel energie, maar je krijgt er ook veel voor terug.”
„Of je nu Bach brengt of Beethoven, waar je ook optreedt of met wie: steeds wil je de mooiste muziek maken” - Robert Cekov, violist
5. Een uitvoering met Het Ballet Orkest of een koffieconcert met pianist Wouter Harbers: ik doe het allemaal even graag.
„Dat klopt. Juist die verschillen vind ik prettig. Altijd speel je als professional. Of je nu Bach brengt of Beethoven, waar je ook optreedt of met wie: steeds wil je de mooiste muziek maken. Spelen in een orkest voelt veiliger, dat is meer ontspannen. Ben je met een kamermuziekensemble, dan komt het meer aan op je eigen kwaliteit. Het geeft ook meer voldoening. Maar een foute noot hoort het publiek altijd, ook als je in een orkest speelt. De optredens met Wouter hebben weer hun eigen charme en dynamiek. Er komen veel mensen op af, en hij weet het publiek altijd op een goede manier te vermaken en muzikale diepgang te bieden, terwijl hij ook christelijke normen en waarden meegeeft. Ik werk er graag aan mee.”
6. Als ik moet kiezen tussen Beethoven of volksmuziek, dan wordt het de laatste.
„Ik groeide op met klassieke muziek; met de volksmuziek uit Macedonië was ik amper bezig. Hier in Nederland leerde ik echter een Bosnische accordeonist kennen, die mij in contact bracht met de muziek uit mijn eigen land die bij bruiloften en feesten klinkt. Onbewust bleek ik die muziek te kennen. Sindsdien speel ik ook graag volksmuziek. Of dat eenvoudiger muziek is dan een compositie van Bach of Mozart? Nee. Je moet het allebei met een academische touch spelen. Bedenk dat heel veel grote componisten voor hun composities gebruikmaakten van dansen en andere volksmuziek, die ze in hun werk naar een universeel niveau tilden. Ik speel graag alle stijlen, van een Hongaarse dans, tot muziek van Händel en Vivaldi of Tsjaikovski en Beethoven.”
7. Het spelen van christelijke muziek en geestelijke liederen heeft voor mij een grote meerwaarde.
„Met mijn Ichtus Strijkkwartet werk ik geregeld mee aan kerkdiensten en zangavonden. Dan spelen we vaak samen met amateurzangers. Maar dat is geen enkel probleem. Je zingt op zo’n moment voor God. En zingen is twee keer bidden. Het gaat er dan niet meer om dat je topkwaliteit brengt, maar dat je de muziek wijdt aan God. Wij als professionele musici proberen wel om zo’n amateurkoor naar een hoger niveau te tillen. Maar dat is niet het belangrijkste doel; je bent op zo’n moment dienstbaar.
Als ik in zo’n grote, oude kerk kom, zoals in Zaltbommel of Gouda, dan geeft me dat een mooi gevoel. Ik voel me er thuis. Zo’n kathedraal is een stil getuigenis van Gods aanwezigheid en grootheid. Dat ik vanuit mijn geloof aan zo’n avond mee mag werken, ervaar ik als een voorrecht. En na afloop voel ik dat God me heeft geholpen en gezegend.
Het grappige is dat ik allerlei Duitse gezangen die ik in mijn jeugd geleerd heb, hier weer tegenkom. Eigenlijk is het jammer dat veel werken van de bekende componisten vaak alleen maar in concertzalen klinken. Het merendeel van de muziek van Vivaldi is kerkmuziek! Maar in de kerk hoor je die nooit.
Of ik een missie heb? Ik hoop dat ik God mag dienen met mijn muziek; dat ik troost en hoop en vrede mag verspreiden. Dat Gods Geest kan stromen door onze muziek.”
In Staccato reageren musici op een aantal stellingen. Volgende aflevering: 1 februari.