Massanassa wordt nu overstroomd door vrijwilligers en hulpgoederen
Een week later is de toestand nog verre van normaal in de voorsteden van Valencia die het meest te lijden hadden van het noodweer. De twee kerken in het dorp Massanassa staan propvol met noodhulp. „Eerst het menselijke, daarna het geestelijke”, zegt de pastoor.
Acht dagen na de verwoestende overstromingsramp is Massanassa nog steeds één grote modderpoel. In de straten rond het station zak je tot aan je enkels in de bruine blubber. Het station is geen prioriteit: door de gigantische schade aan het spoornet rijden er voorlopig toch geen treinen.
Maar ook elders in deze kleine voorstad van Valencia kun je je zonder rubberlaarzen alleen met de grootste moeite op de been houden. Het is zaak om kleine stapjes te zetten, anders ga je gegarandeerd onderuit in de aalgladde straten. En dat wil je niet. Niet alleen om een smerig nat pak te ontlopen, ook omdat het risico op infecties groot is. De blubber is immers vermengd met rioolwater. De medische autoriteiten roepen iedereen met een wondje op, hoe klein ook, zich te laten verzorgen bij een gezondheidspost.
Veel te laat kom ik op mijn afspraak met Paco Costa, die vlak bij het station van Massanassa woont. Hij heeft begrip. Het verkeer rond Valencia is een indrukwekkende chaos. Rijbanen en afritten worden afgesloten en dan weer geopend, officieel omdat de hulpdiensten vrij baan moeten hebben. De ene keer informeert de politie over een alternatieve route, de andere keer niet. Een agent stuurt me naar een afrit die gesloten blijkt te zijn.
Gitaar
Intussen rijden brandweerwagens met zwaailichten en sirenes over de route die iedereen neemt. Ze gaan niet naar een spoedgeval, want ze komen uit Galicië, de andere kant van het land. Brandweerploegen uit alle hoeken van Spanje zijn hierheen gekomen om te helpen bij het zoeken naar vermisten en bij andere taken. Om de files te vermijden zetten ze hun sirenes aan. Het verhoogt het gevoel van stress en chaos op de weg.
Voor de inwoners van de steden rond Valencia is het dagelijkse kost. „Mijn zwager deed er laatst drie uur over om van Aldaia hierheen te komen”, zegt Paco. „Normaal is dat een ritje van een kwartier, haha.”
Hij kan er luchtig over doen. Verkeersperikelen zijn, noodgevallen daargelaten, misschien wel de minste van de zorgen van de tienduizenden getroffenen door het extreme noodweer van vorige week. Zelf is Paco zijn buurt sindsdien niet uit geweest. Hij is beroepsmuzikant. Hij treedt op als flamencogitarist en geeft muzieklessen, maar zijn gitaar heeft hij de voorbije week niet aangeraakt.
„We staan hier in de overlevingsstand”, zegt de 43-jarige Costa. „Ik ben van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat bezig met schoonmaken. Bij mij thuis, bij mijn schoonouders hier in de straat en bij mijn ouders. Zij wonen vlakbij in Catarroja, aan de andere kant van de bergstroom, de desastreuze Barranco del Poyo. In hun huis stond het water anderhalve meter hoog.”
Een van de bruggen over wat normaal gesproken een droge bedding is, werd weggeslagen door het natuurgeweld.
Parkietje
Een week geleden was deze straat een verschrikking, zegt Paco Costa. Nu is er geen auto te zien, behalve de vrachtwagens die modder afvoeren en kraanwagens die verloren gegaan huisraad van de straat inladen en afvoeren. Maar na de ramp van vorige week lagen de auto’s die in de straat geparkeerd stonden op een stapel van vier hoog, opeengesmeten door het kolkende water. „Het leek wel een rampenfilm”, zegt Paco. „Er zijn mensen die barsten in de muren hebben door de drijvende auto’s die tegen hun huis botsten.”
Paco en zijn gezin –vrouw en twee kinderen van acht en vier– hadden geluk. Ze wonen op de begane grond, maar boven hen woont Paco’s schoonzus. Alleen was zij niet thuis. Toen het water begon te stijgen moest Paco’s vrouw rennend naar haar ouders om de sleutels te halen. Dat is maar 200 meter, maar toen ze terug was stond het water al tot boven de enkels. Paco was intussen naar boven gegaan met de kinderen. Ze waren doodsbang en huilden.
„Omdat we geen waarschuwing hadden gekregen, probeerden mensen hun auto uit de garage te halen; veel van hen kwamen daar niet meer uit” - Paco Costa, getroffen inwoner
„Het enige dat ik in de haast had meegenomen was mijn gitaar en het parkietje van mijn zoontje”, zegt Paco. „Omdat we geen waarschuwing hadden gekregen, probeerden mensen hun auto uit de garage te halen. Veel van hen kwamen daar niet meer uit. Later hoorden we specialisten die zeiden dat bij een sterke stroming een waterhoogte van 20 centimeter al voldoende is om iemand mee te sleuren.”
Bezems
De eerste twee dagen was er geen water, geen licht en geen mobiel netwerk. Water haalden de mensen uit de buurt uit de waterleiding van een huis dat door de storm vernield was. Daar kwam nog een klein straaltje uit. Buurtbewoners stonden in de rij om het op te vangen. Hulp van overheidswege was ver te zoeken. „Nu hebben ze het leger ingezet”, zegt Paco. „Maar zes dagen lang kwam niemand helpen. Agenten van de lokale politie uit buurgemeenten die niet getroffen waren, mochten hier niet tijdens werkuren komen helpen. Dat moesten ze in hun vrije tijd doen.”
Het waren de gewone mensen die wél meteen in actie kwamen. „Ze kwamen te voet vanuit Valencia hierheen om van deur tot deur te vragen wat we nodig hadden”, zegt Paco. „Ze hielpen mee de modder en het vernielde huisraad naar buiten te werken. Ze kwamen met bezems en schoppen, ze brachten eten en drinkwater. Onze eerste redding kwam van de gewone mensen.”
Een geluidswagen onderbreekt het gesprek. Uit de luidspreker klinkt een metalen boodschap: er worden warme maaltijden uitgedeeld op het Plaza País Valencià. Diabetici worden niet vergeten. Ook medicijnen worden gratis verstrekt door vrijwilligers. Wie slecht ter been is, krijgt zijn eten en andere benodigdheden thuis afgeleverd. Het is een vreemde gewaarwording. Er is geen bakker, geen winkel, geen apotheek of bar open. Hun handelswaar is verloren gegaan, hun gebouwen vernield. En toch is er, door de stroom van donaties die inmiddels op gang is gekomen, aan niets gebrek.
Of misschien toch wel. Het gerucht gaat dat er rubberlaarzen worden uitgedeeld op het gemeentehuis. Dat klinkt interessant. Een jonge vrouw ziet hoe ik op mijn sportschoenen richting gemeentehuis glibber en grijpt me bij de arm – iedereen lijkt hier elke wildvreemde als vanzelfsprekend te helpen. Haar bergschoenen hebben iets meer grip, maar ook zij heeft rubberlaarzen nodig. Een jonge vrijwilligster is belast met de uitdeling. Ze roept de maat van het paar dat zij de omstanders toont: 38, 41, 40. Ze vinden gretig aftrek. Maar helaas, de grotere maten zijn niet voorhanden.
Schande
Achter een marktkraam voor de hoofdingang van het gemeentehuis staat Ismael. Ook hij is vrijwilliger, net als iedereen hier. Hij deelt een eindeloze reeks producten en gereedschappen uit op het gebied van schoonmaak en hygiëne. Ismael is 39 en heeft „alles” verloren, zegt hij.
Met zijn vader heeft hij een transportbedrijf. Of dat had hij, want het woeste noodweer heeft alle vracht- en bestelwagens meegesleurd. Zelf stond hij vorige week op het punt te verdrinken, zegt hij. Pas daarna ontving hij het sms-alarm van de Valenciaanse regioregering op zijn telefoon.
Toch is Ismael het meest geëmotioneerd als hij het heeft over de vrijwilligers die met duizenden vanuit heel Spanje naar Massanassa en de getroffen buurgemeenten zijn gekomen om te helpen.
Manuel uit Santander, bijna 700 kilometer van Massanassa, is een van hen. Hij is ambtenaar en heeft vakantiedagen opgenomen om hier met een groep vrienden vijf dagen de straten te vegen en vernield huisraad in vrachtwagens te laden. Van iets dichterbij komen vijf jongens uit Gandía, een uur rijden. Ze zitten onder de modder, zijn tussen de 16 en 19 jaar en werken hier al vier dagen als vrijwilliger. Vandaag hebben ze de benedenverdieping en de entree schoongemaakt van een jonge familie. „De jongen moest bijna huilen van dankbaarheid”, zegt een van hen. „Het is een ramp wat hier gebeurd is. En het is een schande dat de mensen van boven niks doen. Als het mij zou overkomen zou ik ook graag hulp hebben.”
Morgen komen ze terug. Hun studie –beroepsopleiding lasser, administratie en grafisch ontwerp– zal moeten wachten.
Opnieuw klinkt de luide metalen stem van de geluidswagen. Nu worden vrijwilligers gezocht om voedsel aan kwetsbare inwoners thuis te bezorgen. Of ze zich maar willen melden op het plein voor het gemeentehuis. Gezien het aanbod van vrijwilligers zal dat geen probleem zijn.
„Onze eerste redding kwam van de gewone mensen” - Paco Costa, getroffen inwoner
Op het plein van de Apostel San Pedrokerk in Massanassa staat een rij bestelwagens te wachten. Ze blokkeren de doorgang van de graafmachines en bulldozers die bezig zijn met het opruimen van modder en puin. En ze leiden tot wanhoop bij pastoor Miguel Alejandro Gómez Marín. „Alwéér een rij auto’s met hulpgoederen!”, zegt hij. „Dit groeit ons boven het hoofd.”
De eerste auto biedt vers brood aan. „Vooruit”, zegt de pastoor. „María, hier is vers brood!” María is een van de vrijwilligsters die de hulpgoederen verwerken die naar de kerk van Massanassa worden gebracht.
De twee kerken in het dorp staan propvol met spullen, legt Miguel Alejandro uit. „Schoonmaakmiddelen, voedsel, noem maar op. Goedbedoeld, maar we kunnen het niet aan. Hulp hebben we nodig, maar niet alles tegelijk. We zeggen: breng geen spullen meer. Maar ze blijven komen. En als ze hier voor de deur staan, wat zeg je dan? Ga maar weer terug met je spullen? Dat is lastig.”
De pastoor heeft twee grote overstromingen meegemaakt. De eerste niet bewust, want die vond plaats in 1957 toen hij een baby was. En de tweede in 1982. Maar hij heeft nog nooit zo’n ramp meegemaakt als nu. Volgens de jongste cijfers zijn er 207 doden, van wie 40 nog niet geïdentificeerd. Daarnaast zijn er officieel 78 vermisten, van wie een deel kan overlappen met de nog niet geïdentificeerde doden.
Ook in Massanassa vielen dodelijke slachtoffers. Maar de chaos is nog steeds zo groot dat niemand precies weet hoeveel, ook pastoor Miguel Alejandro niet. Het zijn er in elk geval meer dan vier, zegt hij.
Dodenmissen voor de slachtoffers zijn voorlopig niet aan de orde. „We kunnen nog lang niet normaal functioneren. Met deze kleren onder de modder zou trouwens niemand zeggen dat ik priester was. Waarschijnlijk zijn sommige overledenen naar Valencia gebracht voor autopsie, anderen zijn door het water meegesleurd en worden vermist. Ik kan me voorstellen dat we straks, als alles weer een beetje normaal is, een mis opdragen voor alle slachtoffers in Massanassa. Maar nu zijn we daar nog niet aan toe. Eerst het dringendste, het menselijke. En daarna houden we ons bezig met het spirituele.”