De Nederlandse Staat mocht volgens de rechtbank in Den Haag een verbod op smaakjes in e-sigaretten invoeren om de volksgezondheid te beschermen. De rechtbank oordeelde dit in een bodemprocedure die tabaksproductenfabrikant British American Tobacco (BAT) en het daaraan verwante bedrijf Nicoventures hadden aangespannen. Zij vinden het verbod onrechtmatig.
De schadelijkheid van e-sigaretten en de „aanzuigende werking” van zoete smaken op jongeren staan echter voldoende vast, stelt de rechtbank.
Volgens het verbod uit 2020 mogen aan e-sigaretten geen andere smaken worden toegevoegd dan bepaalde soorten tabakssmaak, vooral omdat jongeren gevoelig zijn voor andere, met name zoete smaken. De Staat zag ook aanwijzingen dat de zoet smakende e-sigaret op den duur aanzet tot het roken van gewone sigaretten, terwijl de overheid streeft naar een „rookvrije generatie” in 2040.
Dat eventuele aanzetten tot het roken van normale sigaretten hoeft volgens de rechtbank niet wetenschappelijk bewezen te zijn voor een verbod. De schadelijkheid van de e-sigaret en de aanzuigende werking van de zoete smaken op jongeren rechtvaardigen op zichzelf al het smaakverbod, aldus het oordeel.
De eisers zagen in het verbod een schending van het vrije verkeer van goederen binnen de EU. Ze misten bewijs dat het smaakverbod goed is voor de volksgezondheid. Ze stelden ook dat een verbod averechts kan werken doordat minder rokers proberen te stoppen met roken met behulp van een e-sigaret.
Maar dit mogelijke nadeel legt onvoldoende gewicht in de schaal, oordeelt de rechtbank. De Staat heeft de „politieke beoordelingsruimte om in het kader van de volksgezondheid het belang van de jeugd en van een toekomstige rookvrije generatie zwaarder te laten wegen”.
De rechtbank erkent dat het smaakverbod inbreuk maakt op het vrije verkeer van goederen, maar zegt dat een dergelijke inbreuk ter bescherming van de volksgezondheid mag als die „passend, noodzakelijk en evenredig” is.