Een psalm is geschreven in een bepaalde situatie. In wat voor omstandigheden verkeert de dichter van Psalm 43? Hij zit in het donker. Hij ervaart dat hem door mensen groot onrecht wordt aangedaan. Ze zijn zonder goedertierenheid, oftewel, het ontbreekt hun aan trouw, aan loyaliteit ten opzichte van de dichter.
Daarbij bedienen ze zich van bedrog en onrecht. De dichter tekent zichzelf als iemand die in het zwart gaat, in rouw is vanwege de tegenstand, de onderdrukking die hij ondergaat van zijn vijanden. Pijnlijk genoeg zijn die vijanden in dit geval niet te zoeken bij andere, vreemde volken, maar zijn ze te vinden onder zijn eigen volksgenoten. Als iemand die ver van je af staat je pijn doet, raakt dat, maar als het iemand is uit je eigen vertrouwde kring… Van hen had je immers anders verwacht.
Wat doet de dichter van Psalm 43 dan? Hij doet een beroep op God. Doe mij recht, o God. Hij spreekt uit dat God de God is van zijn kracht. Maar dan blijkt dat het probleem ook is dat het lijkt alsof God Zich van hem heeft afgekeerd en hem verstoten heeft. Dat mensen je laten vallen is erg. Maar als God je laat vallen is dat rampzalig. God tegen je betekent dat het aardedonker wordt.
Het altaar is het bewijs dat God de zonde van Zijn volk weg wil doen
In die situatie bidt de dichter tot God. Zend Uw licht in mijn duisternis en Uw waarheid tegenover al die leugenachtigheid om mij heen. Neem me mee naar Uw woning, bidt hij, Uw woning op de heilige berg, waarmee hij de berg Sion van Jeruzalem zal bedoelen. Daarop bevond zich eerst de tabernakel en later de tempel, de woning van God tussen Zijn volk. Waarom? Vanwege Uw altaren, Heere. Het eerste altaar dat daar in het oog springt is het grote brandofferaltaar in de voorhof van de tempel. Daar bracht men diverse offers, onder andere om verzoening te ontvangen voor de zonde die begaan was. Het lijkt er dus op dat de dichter in dit alles zichzelf niet vrijpleit, maar erkent zelf vergeving van zonden nodig te hebben. Tegelijk is dat altaar het bewijs dat God de zonde van Zijn volk weg wil doen en het goede met hen voor heeft. Hun genadig gezind is. Blijkbaar wil de dichter dat zien.
Zend Uw licht en Uw waarheid, o God. Dat gebed is niet alleen vervuld in de tijd van de dichter, maar dieper met de komst van Christus. Hij is het Licht der wereld. Christus kwam in onze duistere wereld. Hij maakte haar ooit als een lichte, prachtige schepping, maar door onze keus in het paradijs hebben wij onszelf van het Licht afgekeerd en voor de duisternis gekozen. Maar het Licht van de wereld komt ons duistere bestaan binnen. Hij gaat de duisternis van onze zonden in en gaat daar aan het kruis van Golgotha zelfs aan ten onder. Maar als dan het Licht gedoofd lijkt te zijn, gaat Het op de derde dag weer schijnen: Christus staat op uit de dood.
Het gebed van Psalm 43 werd ook verhoord in de tijd van de Reformatie, die we deze donderdag herdenken. God bracht Zijn waarheid weer aan het licht, door Zijn Woord weer de plaats te geven die het toekomt. En omdat een reformatie niet iets is van één moment, maar voortdurende reformatie nodig is, is dit gebed ook vandaag de dag dringend nodig. Opdat in kerk en samenleving Gods genadelicht in Christus de duisternis doet wijken.