De regering van IJsland is gevallen om meningsverschillen over onder meer buitenlands beleid, immigratie en energievraagstukken. Dat heeft premier Bjarni Benediktsson bekendgemaakt. In november houdt het land nieuwe verkiezingen.
De brede regeringscoalitie bestond uit de conservatieve Onafhankelijkheidspartij, de Links-Groene Beweging en de centrumrechtse Progressieve Partij.
Benediktsson, leider van de Onafhankelijkheidspartij, zei tegen verslaggevers over de kwesties waarover onenigheid bestond dat deze bij de vorige verkiezingen van 2021 „minder waren besproken dan nu nodig is”. Hij benadrukte dat zijn partij vooral van mening verschilde met de „toekomstvisie van de Links-Groene Beweging”.
Benediktsson werd in april 2024 premier nadat Katrín Jakobsdóttir van de Links-Groene Beweging was afgetreden om zich kandidaat te stellen voor het presidentschap. Jakobsdóttir, die premier was sinds 2017, verloor die verkiezing echter van de zakenvrouw Halla Tómasdóttir.