De Nobelprijs voor de Natuurkunde is dit jaar toegekend aan de Amerikaan John Hopfield en de Brits-Canadese Geoffrey Hinton. Zijn zijn de grondleggers van neurale netwerken en machine learning, een vorm van zelflerende kunstmatige intelligentie. Dat maakte het Nobelcomité in Stockholm dinsdag bekend.
Hopfield en Hinton, ”de peetvader van de AI”, gebruikten natuurkundige principes om „methoden te ontwikkelen die de basis vormen voor krachtige machine learning van vandaag de dag”, stelt de jury. Hopfield staat aan de basis van associatief geheugen dat patronen kan herkennen, vastleggen en reconstrueren in series afbeeldingen. Hintons bijdrage bestaat in het uitvinden van een methode om een zelflerend programma specifieke eigenschappen te laten vinden in afbeeldingen, zoals objecten op foto’s.
Hinton stond na de bekendmaking de pers te woord. Hij vergelijkt de opkomst van kunstmatige intelligentie met de industriële revolutie van de achttiende en negentiende eeuw. „Toen overtroffen machines ons in lichamelijke kracht. Nu gaan ze ons overtreffen in intellectuele mogelijkheden. We hebben geen ervaring met iets dat slimmer is dan wij.” Hinton denkt dat AI de mensheid op veel gebieden kan helpen, bijvoorbeeld in de gezondheidszorg en op de werkvloer. Mensen kunnen met hulp van AI hetzelfde werk in veel minder tijd doen, zegt de wetenschapper.
De winnaars krijgen een medaille en een diploma. De Nobelprijs voor de Natuurkunde is de belangrijkste onderscheiding voor natuurkundigen. De prijs levert hun 11 miljoen Zweedse kroon (970.000 euro) op. Dat bedrag wordt verdeeld onder de twee prijswinnaars.
Vorig jaar ging de Nobelprijs voor de Natuurkunde naar de Fransman Pierre Agostini, de Hongaars-Oostenrijkse Ferenc Krausz en Frans-Zweedse Anne L’Huillier. Hun onderzoek richtte zich op nieuwe methoden om het gedrag van elektronen in atomen en moleculen zichtbaar te maken.