Ethiopische graven tonen hoe rijk iemand was (of niet)
Tot welke klasse je hebt behoord, is in Ethiopië ook zichtbaar na je dood. De hier afgebeelde graven bevinden zich op het terrein van een Ethiopisch-orthodoxe kerk in de stad Bishoftu (voorheen Debre Zeit).
De rijkste families bouwen een eigen grafhuis. De benodigde grond huren ze van de kerk, en het huis bouwen ze zelf. In het grafhuis op de foto liggen drie mensen (hun afbeeldingen zijn zichtbaar naast de deur) – maar zo nodig biedt zo’n huis plek aan wel vijftien personen; voor de hele familie is er een plaats.
Dat wil zeggen, als deze familieleden bij het orthodoxe geloof zijn gebleven. Gaat iemand bijvoorbeeld over tot het protestantisme, dan zal er elders een plekje gevonden moeten worden. Protestantse christenen hebben hun eigen kerkhoven. Net als de rooms-katholieken. En de moslims.
(Het grafhuis op de foto is overigens nog maar een paar jaar oud, terwijl de mensen die erin liggen al langer geleden zijn overleden. Dit betekent dat familieleden het oorspronkelijke graf hebben geopend en de overblijfselen van de lichamen hierheen hebben verplaatst.)
Ook graven met een stalen constructie erover zijn van rijkere mensen. Zo’n graf heeft een kostbare steen, en de constructie kan voorkomen dat dieven met het marmer aan de haal gaan.
Om een begrafenis te kunnen betalen, dragen de meeste Ethiopiërs maandelijks een klein bedrag bij aan een vereniging van mensen uit de buurt – in feite een collectieve verzekering. Is er iemand overleden, dan keert de vereniging een bedrag uit, waarvan ook een gedenkteken kan worden betaald. Zo krijgen ook armere mensen een goed verzorgd graf.
Er zijn ook de zeer armen, die deze maandelijkse bijdrage niet kunnen betalen, bijvoorbeeld daklozen. In zo’n geval leggen welwillende mensen wat geld bij elkaar om de persoon een eerbare begrafenis te bieden. Een gedenksteen zit er dan niet in; het graf wordt gemarkeerd met wat cactussen.
Rijk of arm, uiteindelijk geldt voor iedereen: „Wij hebben niets in de wereld gebracht, het is openbaar dat wij ook niet kunnen iets daaruit dragen” (1 Tim. 6:7).