Kerk & religieMeditatie
Meditatie: In God geworteld
Johannes Calvijn

Psalm 129:6, 7

„Laat hen worden als gras op de daken, hetwelk verdort eer men het uittrekt; waarmede de maaier zijn hand niet vult, noch de garvenbinder zijn arm.”
Psalm 129:6, 7

Het gras op de daken schiet wel hoog op, maar hoewel het dichter bij de zon staat, heeft het geen wortels. Zo moet het wel verdorren, zodat het geen vrucht draagt, zoals in deze psalm wordt aangetoond.

Wanneer wij dus zien dat onze God ons in een bekrompen, lage staat houdt, zodat we niet alleen veracht zijn, maar ook vrijwel door allen worden verworpen, laten we dan weten dat het voor ons ruim voldoende is dat wij in God zijn geworteld. Door Zijn genade zullen wij eeuwig le­ven, door Hem staande gehouden, zodat we zijn als een boom die aan een beek geplant voortdurend besproeid wordt en daar kracht uit put. Laten we daarmee voldaan zijn.

Deze vergelijking wordt met alle grond gegeven, want Mozes zegt met nadruk dat Ismaël twaalf kinderen had, die tot twaalf volken zijn uitgegroeid. Daar laat hij het bij blijven en hij laat ze varen. Maar dan zegt hij: Dit zijn Izaks geslachten. Hoe kan dat? Izaks vrouw was onvruchtbaar en ze is nu zestig jaar. Dat is wel vreemd. Ja, maar we zullen later zien dat God aan Izak Zijn belofte heeft bezegeld, die inhield dat hij zou worden vermenigvuldigd. Zo heeft Hij hem laten blijken dat Hij niet vruchteloos gesproken had. Want wat is dát geweest, zo’n menigte volk in Egypte te zien, waarbij het leek of het gras groeide in een brandende oven!

_Johannes Calvijn,
predikant te Genève

(”Dertien preken over de verkiezing van Jakob en de verwerping van Ezau”, 1562)_

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer