Net als eerdere jaren, diept de muziekredactie deze zomermaanden een serie oude interviews met musici op uit het archief van de krant. Onder de noemer ”Oud goud” krijgen de gesprekken met dirigenten, organisten en een cellist een nieuw leven. Vandaag deel 3: Evert van Dijkhuizen had in januari 2002 een interview met organist, pianist, dirigent, docent en componist Roeland de Reuver: ”Sprokkelen in de muziek”.
Ga niet naar het conservatorium, want in de muziek is geen droog brood te verdienen. Is het echt zo erg of zijn dit spookverhalen? Roeland de Reuver studeerde in 1998 af aan het conservatorium in Utrecht en sprokkelt sinds die tijd zijn maandsalaris bij elkaar als organist, pianist, dirigent, docent en componist. Het gaat hem inmiddels zo goed dat hij zijn baantje als postbode eigenlijk wel kan opzeggen.
Roeland (1974) is een vroege leerling en een laatbloeier tegelijk. Hij deed na de middelbare school eerst de meao, maar voelde er toch niets voor zijn leven te slijten met cijfertjes en geld. Het conservatorium lonkte al langere tijd, „maar dat had altijd zo’n hoge naam voor me. Ik dacht: Ik ben geen Klaas Jan Mulder, dus wat doe ik daar?”
Toch besloot hij alsnog de stap te wagen. Zijn orgelleraar Geert Bierling stoomde hem klaar voor het toelatingsexamen. „Ik hield m’n hart vast, vooral voor de theoretische vakken.” Tot zijn eigen verrassing mocht Roeland direct met de vakopleiding beginnen en kon hij het voorbereidende jaar overslaan.
Roeland kreeg orgelles van Bernard Winsemius en Reitze Smits. Bij Charles de Wolff deed hij masterclasses. „Ik ben ook een keer of vier bij hem thuis geweest voor privé-lessen. Dan zaten we een hele middag te spelen op zijn pijporgel in de garage. Een prachtige visie heeft De Wolff; ik heb er veel van opgestoken.’’
Eigen ingang
Als bijvak deed Roeland piano. Het instrument boeide hem steeds meer. Zelfs zo dat hij na het conservatorium nog een aantal privé-lessen nam. „Achteraf zeg ik: Elke organist moet eerst een tijd piano spelen. Dat is zó goed voor je techniek. Ik studeer nu bijna uitsluitend op de piano, behalve pedaalsolo’s natuurlijk.”
Al tijdens zijn studie gaf Roeland les. Inmiddels heeft hij tien piano- en 25 orgelleerlingen. Zijn woning aan de Floris Burgwal in Capelle aan den IJssel leent zich uitstekend voor een lespraktijk aan huis. De benedenverdieping, met een eigen ingang, is voor de leerlingen. Een glanzend zwarte piano en een tweeklaviers Eminent domineren de muziekkamer.
Twee avonden per week hanteert Roeland het dirigeerstokje: bij het gemengd koor Maranatha in IJsselstein -„een keurige bondsgemeente”- en het jongerenkoor Heman in Capelle. Meer koren wil hij niet. „Ik ben sinds juli vorig jaar getrouwd; mijn vrouw werkt overdag en ik ben ’s avonds vaak weg. Wat zie je elkaar dan nog?”
Zwarte toetsen
Sinds dit schooljaar geeft Roeland tien uur muziek aan het Wartburgcollege, locatie Revius in Rotterdam. Daarnaast werkt hij zes uur per week bij de PTT. „Ik breng post rond met de auto. Een heerlijke ontspanning. Financieel heb ik het niet meer nodig. Ik denk ook wel dat ik er een keer mee ga stoppen, maar dat heb ik al zo vaak gezegd. Er is een groot personeelstekort bij de PTT; daarom blijf ik steeds hangen.” De mentaliteit onder postbodes is rauw, weet Roeland. „Je houdt niet voor mogelijk waar de gesprekken over gaan. Dat is jammer. Aan de andere kant ook wel goed om te weten wat er buiten je eigen kringetje leeft.”
De weinige uurtjes die Roeland over heeft, gebruikt hij om zijn akte schoolmuziek te halen. Die studie vindt hij bijzonder boeiend. „Ik leer enorm veel over pedagogiek, didactiek en de ontwikkeling van kinderen.” Het bracht hem ertoe zijn eigen manier van lesgeven drastisch te herzien. Roeland begint met de zwarte toetsen. „Die zijn voor kinderen overzichtelijker dan de witte, omdat ze in regelmatige groepjes van drie en twee op het klavier zitten.” Veel aandacht besteedt de Capelse leraar aan de houding van zijn leerlingen achter het orgel of de piano. „Dertig procent komt met een motorisch probleem binnen. Dat kun je niet negeren.”
Gemiddeld drie, vier uur per week besteedt Roeland aan het componeren van koormuziek. Inmiddels vond hij een uitgever: Promusic in Wezep. „Een heel goed bedrijf, alleen moeten ze wat meer adverteren in reformatorische hoek.” Er is een behoefte, vooral voor jongerenkoren, aan verantwoorde teksten in combinatie met goede muziek, constateert Roeland. „Ik probeer daarin te voorzien.”
Cd-producent Dolph Thierry -altijd op zoek naar nieuw talent- ontdekte Roeland de Reuver inmiddels ook. Het eerste schijfje dat de Capelse musicus bij STH Records maakte, bevat piano-improvisaties over psalmen en gezangen. Het tweede schijfje ligt klaar voor uitgave: een orgelopname vanuit de Bovenkerk in Kampen met onder andere transcripties van piano- en orkeststukken.
Roeland ziet zijn koor- en cd-uitgaven als leuke extraatjes. „Ik moet kunnen leven van mijn werk als docent en dirigent.” Van zijn eerste cd, de pianoschijf, zijn er bijna 500 verkocht. „Ik heb met Dolph de afspraak dat ik hem mag bellen als ik een nieuw idee voor een cd heb wat iets toevoegt aan het bestaande.” Roelands volgende cd wordt er een met psalmbewerkingen. Hij erkent dat het in dit genre moeilijk is om nog origineel te zijn. „Toch moet ik iets kunnen doen wat anderen nog niet deden.”
Om „enthousiast en wakker te blijven” moet een musicus veel studeren, aldus Roeland. Hij doet dat minimaal één uur per dag. „Na het conservatorium begint het eigenlijk pas.” Achteraf constateert Roeland dat de voorbereiding op het leven van de muziek in Utrecht te gering was. „Ik ben heel veel zakelijke dingen te weten gekomen door steeds maar te vragen.”
Principes
Roeland -organist van de gereformeerde gemeente in Capelle-Middelwatering- ondervond op het conservatorium nooit problemen als gevolg van zijn reformatorische afkomst. „Het hangt veel van jezelf af. Je moet vanaf het begin duidelijk voor je principes uitkomen. Ik heb me altijd zo open mogelijk opgesteld. Dat werd gewaardeerd.”
Soms zorgde Roelands afkomst juist voor leuke verrassingen. „Reitze Smits belde wel eens met de vraag of hij bepaalde organisten uit onze kring op zijn orgel in Zaltbommel kon toelaten. Hij zei er dan bij: Jij kent die jongens beter dan ik.”
Om een goede boterham in de muziek te verdienen, moet je volgens Roeland „een duizendpoot” zijn en zeker in het begin „niet vies” zijn om veel verschillende dingen aan te pakken. De Capelse musicus constateert dat de mix van zijn activiteiten vruchtbaar werkt. „Leerlingen van school komen bij me thuis voor privé-les. Ik heb hier een uitstekend achterland. Ik ben tevreden met wat ik heb en doe.”