Hen of hun: hoe zit het ook alweer?
Veruit de meestgestelde vraag die in mijn digitale postbus wordt achtergelaten luidt: Hoe zit het ook alweer met hen en hun? En ik begrijp dat; eerlijk gezegd moet ik over deze kwestie ook altijd even nadenken, en regelmatig raadpleeg ik de regels.
Waarom vinden we de hen-hunkwestie zo ingewikkeld? Het is vermoedelijk deels een kip-eiprobleem. (Of, zo je wilt: een hen-eiprobleem.) Omdat het lastig wordt gevonden, gaat het vaak fout, waardoor we niet vertrouwd raken met het juiste gebruik, waardoor we het lastig vinden om het goed te doen. Een vicieuze cirkel dus.
Een complicerende factor is ook dat de regels over het gebruik van hen en hun niet in beton gegoten zijn. Het verschil tussen hen en hun is ooit bedacht door de 17e-eeuwse wetenschapper Christiaen van Heule. In 1625 schreef hij erover in ”De Nederduytsche Grammatica ofte Spraec-konst”. In de loop der jaren is zijn theorie in de schrijftaal gezaghebbend geworden, maar in gesproken Nederlands hebben mensen de twee woordjes waarschijnlijk altijd door elkaar heen gebruikt.
„„Er lijkt een nieuwe schrijftaalregel te ontstaan. Deze regel is: gebruik altijd hen als persoonlijk voornaamwoord”” - Genootschap Onze Taal
De afgelopen decennia gingen er steeds meer stemmen op om die eeuwenoude regels omtrent hen en hun te versoepelen. Het Genootschap Onze Taal zegt: „Er lijkt een nieuwe schrijftaalregel te ontstaan. Deze regel is: gebruik altijd hen als persoonlijk voornaamwoord, óók in zinnen als ”We vertellen het hen later wel” en ”Ik geef hen het voordeel van de twijfel”. De Algemene Nederlandse Spraakkunst geeft sinds 1997 al aan dat het gebruik van hen hier geen ‘fout’ is.”
Maar op krantenredacties zijn die zinnen nog wél fout, bevestigt de spellingchecker op mijn computer. Die geeft aan dat ”hen” in de genoemde voorbeeldzinnen niet het juiste woord is.
Hoe moet het dan wel? Tijdens mijn studie heb ik bij het vak taalbeheersing de mantra ”hun=aan hen” in m’n hoofd gestampt. En voor het woordje ”aan” kunnen dan allerlei andere voorzetsels worden ingevuld: van, voor, op, met, bij, achter, volgens…
Dus, overweeg je ”hen” of ”hun” te gebruiken? (Bijvoorbeeld in de zin: „Ik geef hen/hun het boek.”) Bedenk dan of je de zin kunt veranderen in een variant mét een voorzetsel. Kan dat? (Ja: „Ik geef het boek aan hen/hun.”) Dan mag je kiezen tussen ”voorzetsel plus hen” („Ik geef aan hen het boek”) of enkel ”hun” („Ik geef hun het boek”). Kan dat niet? Dan is alleen ”hen” juist. Meestal kan ik met deze vuistregel uit de voeten, maar zoals gezegd: vaak check ik de theorie nog even, om zeker van m’n zaak te zijn.
Redacteur Chris Klaasse bespreekt een taalkwestie. Reageren? chris@rd.nl