Wij zijn geen racisten, verdedigde PVV-leider Wilders zich tegenover een kritische Tweede Kamer. „Half Nederland maakt zich zorgen over migratie.”
„Voorzitter, ik dacht dat dit debat over de regeringsverklaring zou gaan”, verzuchtte NSC-partijleider Omtzigt na verloop van tijd. Het debat over de regeringsverklaring was op dat moment al uren aan de gang. Vrijwel alle aandacht was tot dan toe naar uitspraken over omvolking, racisme en discriminatie uitgegaan.
De kritiek heeft alles te maken met het debuut van de PVV in het kabinet. Voor het eerst levert de partij van Wilders eigen bewindspersonen: vijf ministers, vier staatssecretarissen. De bewindslieden Faber (Asiel en Migratie) en Klever (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp) zijn debet aan de ophef, vanwege hun eerdere uitlatingen over omvolking. Het duo mist nog voordat ze aan hun klus zijn begonnen al de steun van een deel van de oppositie. GL-PvdA-leider Timmermans diende een motie van wantrouwen tegen hen in.
Dat liet PVV-leider Wilders echter niet zomaar gebeuren. „Hoe haalt de heer Timmermans het in zijn hoofd en waar haalt hij het lef vandaan om onze mensen als racist te bestempelen?” wierp hij de GL-PvdA-fractievoorzitter voor de voeten. Volgens Wilders is de ophef achterhaald. „Waar sommigen van ons die term [omvolking] hebben gebruikt, daarover hebben wij in een verklaring gezegd: dat hadden we niet moeten doen en daar bedoelden we helemaal geen omvolkingstheorie mee zoals die tijdens het nazisme is gebezigd.”
„Ik vind het niet passen bij de leider van de grootste partij dat hij zich zo uit” - Dilan Yeşilgöz, VVD-leider
Dat betekent echter niet, vervolgde Wilders, dat er geen ruimte meer zou overblijven om zorgen over migratie −en bijbehorende demografische ontwikkelingen− te uiten. De PVV-leider illustreerde dit met een persoonlijk voorbeeld uit de tijd dat hij nog in de Utrechtse wijk Kanaleneiland woonde. „In het begin woonden daar misschien twee of drie mensen van buitenlandse afkomst. Op het laatst, na daar tientallen jaren te hebben gewoond, was het gewoon een stukje Marokko. Als ik ’s avonds mijn auto vier straten verder moest parkeren, moest ik rennen om niet in elkaar geslagen te worden. (…) Ik haat die mensen niet, maar je hebt het gevoel dat je niet meer in je eigen land woont. Waarom mag je daar niet wat van zeggen? Half Nederland maakt zich daar zorgen over.”
Wilders stond niet alleen in deze benadering. Coalitiegenoot Omtzigt steunt deze lijn. Een begrip als omvolking tolereert zijn partij niet, maakte de NSC-leider duidelijk. Tegelijkertijd is het wat Omtzigt betreft geen taboe om van mening te verschillen over hoeveel migratie de Nederlandse samenleving aankan. „Het spreken over hoeveel migratie wij wenselijk vinden, stond in ons verkiezingsprogramma”, aldus Omtzigt.
Verder beloofde zowel VVD-leider Yeşilgöz als Omtzigt er scherp op te zullen toezien dat nieuwe bewindspersonen niet over de schreef gaan. Als uitgangspunt is al eerder in het formatieproces een rechtsstaatverklaring opgesteld. Ook hebben de bewindspersonen trouw gezworen aan de Grondwet.
Voor de nieuwe ministersploeg lijkt het duidelijk te zijn binnen welke kaders zij zich dienen te uiten. Voor PVV-leider Wilders is dat niet het geval. „Als ik wil twitteren, dan twitter ik”, reageerde de PVV’er op kritiek op zijn berichten op Twitter van vorige week. Daarin noemde hij de islam „een walgelijke, verwerpelijke, gewelddadige en haatdragende religie”.
VVD-fractievoorzitter Yeşilgöz erkende dat Wilders als Kamerlid meer ruimte heeft voor discutabele uitingen dan kabinetsleden. „Ik ben niet verantwoordelijk voor wat hij zegt”, zei Yeşilgöz. Tegelijkertijd uitte ze ook stevige kritiek in de richting van de PVV-leider. „Ik vind het niet passen bij de leider van de grootste partij dat hij zich zo uit.”