Nu alle stemmen geteld zijn, is duidelijk dat de Turkse president Recep Tayyip Erdogan een zware nederlaag heeft geleden bij de lokale verkiezingen van zondag. Zijn partij AKP haalde 35,5 procent de stemmen in Turkse steden en gemeenten en verloor van de oppositiepartij CHP, die 37,8 procent van de stemmen kreeg.
Politieke waarnemers spreken van het grootste verlies voor Erdogan in de twintig jaar dat hij aan de macht is, eerst als premier en dan als president.
Erdogan reageerde dat „dit niet de resultaten zijn die hij had gehoopt te behalen”. De president, die in 2023 werd herkozen, sprak van „een keerpunt voor de partij” en zei „gemaakte fouten te zullen rechtzetten”.
De centrumlinkse Republikeinse Volkspartij (CHP) kwam als grote winnaar uit de verkiezingen. In Ankara en Istanbul, waar de CHP in 2019 al de macht greep, versterkt die partij haar positie.
In Istanbul haalde de partij 51,1 procent van de stemmen, en de AKP 39,6 procent, hoewel peilingen een nek-aan-nekrace hadden voorspeld. In de hoofdstad Ankara won de CHP zelfs met 60,4 procent, tegenover 31,7 procent voor de AKP.
Met name voor de burgemeester van Istanbul, Ekrem Imamoğlu, is de winst een opsteker, gezien hij ook landelijk als grote uitdager van Erdogan geldt. In een overwinningstoespraak zei Imamoğlu dat dit de eerste stap was naar „democratie, vrijheid, gelijkheid, rationaliteit en solidariteit” in Turkije. Aanhangers zien in hem de opvolger van Erdogan, maar de volgende Turkse presidentsverkiezingen staan pas gepland in 2028.