Hoewel ik al ruim tien jaar in Israël woon en het Hebreeuws aardig meester ben, klapperen mijn oren nog regelmatig bij het horen van jargon en straattaal. Een van de meest fascinerende aspecten van het hedendaagse Hebreeuws vind ik de verwevenheid van allerlei Bijbelse terminologie. Ook bij ons in Afik, een zeer seculier dorp, wordt met Bijbels geïnspireerde uitdrukkingen gestrooid.
Neem de uitdrukking ”lech le azazel”, wat vrij vertaald ”rot op” betekent. Toen de tempel er nog stond, werden tijdens iedere Grote Verzoendag twee bokken uitgekozen: een als offer voor de HEERE en een voor Azazel (Leviticus 26:8). Nadat de hogepriester symbolisch de zonden van het volk op de laatstgenoemde bok had overgedragen, werd die de wildernis ingejaagd, de dood tegemoet. Azazel werd daarmee de personificatie van onreinheid. Iedere Israëliër die het liefst ziet dat iemand ver uit zijn zicht verdwijnt, refereert nog altijd aan Azazel.
Er is nog een veel gebezigde term die wij Israëliërs aan de Grote Verzoendag hebben overgehouden, namelijk het woord ”kaparah”. De Grote Verzoendag heet in het Hebreeuws Jom Kipoer. Kaparah heeft dezelfde wortel als kipoer, en betekent verzoening. In Israël wordt je kaparah toegewenst als iemand wil laten merken dat hij veel om je geeft of je dankbaar is; alsof er iets van Gods genadige goedheid in en door jou zichtbaar is. Toen we kortgeleden nieuwe speeltoestellen naar een lokale kleuterschool brachten, nam één van de dankbare juffen me in de armen en bleef me herhaaldelijk kaparah toewensen. Echtgenoten en geliefden noemen elkaar soms ”mijn kaparah”. Een Israëlische commentator beschreef het gebruik van het woord kaparah als het gevoel dat een ouder heeft als hij zijn kind vasthoudt: iets zo dierbaars hebben, betekent dat God in vergeving Zijn licht op je laat schijnen.
Afgelopen week maakte ik kennis met een voor mij nieuwe Bijbelse uitdrukking. Bij de buren zaten een paar pijpleidingen verstopt en het stinkende afvalwater liep door de keuken. Toen er na veel telefoneren eindelijk een loodgieter kwam om het probleem te verhelpen, hoorde ik de buurman ”ba le Tzion goel!” uitroepen, letterlijk: de Verlosser is naar Sion gekomen. De uitdrukking is ontleend aan Jesaja 59:20 en past anno 2024 in iedere context waar dankbaar gereageerd wordt op iemand die een probleem komt verhelpen.
De meeste Israëliërs bezigen termen zoals de bovenstaande zonder dat ze zich bewust zijn van de bron. Wat voor geboren Israëliërs zo bekend klinkt dat het al niet meer opvalt, is voor mij een eyeopener. Ik vind het prachtig dat de spreektaal die ik in Afik hoor, verraadt waar onze wortels liggen.