„Ik wilde de meisjes niet achterlaten”
Afghaanse vrouwen en meisjes gaan gebukt onder het streng islamitische talibanregime. In het diepste geheim zet Laila Haidari (46) zich voor hen in. „Ik wil hoop bieden en me niet laten leiden door mijn eigen angst.”
Laila Haidari wordt in 1978 in een Afghaans gezin in Pakistan geboren, maar groeit op in Iran. Op 12-jarige leeftijd trouwt ze gedwongen met een islamitische geestelijke en een jaar later krijgt ze haar eerste kind. Nadat haar man haar toestaat religieuze lessen te volgen, begint de Afghaanse zich in het geheim ook in andere vakken te verdiepen. Als ze 19 jaar is, scheidt ze van haar man en gaat Perzische literatuur, psychologie en theologie studeren.
In 2009 verhuist ze naar Afghanistan. Onder een brug in de hoofdstad Kabul treft ze haar drugsverslaafde broer Hakim aan, die daar samen met honderden andere verslaafden woont. Geraakt door hun toestand en het toenemende drugsprobleem in het land, besluit Haidari een verslavingskliniek op te richten, die door klanten Mother Camp genoemd wordt. Haar broer, die zijn verslaving overwint, krijgt het toezicht over de kliniek.
Kort na de machtsovername van de taliban in 2021 wordt Mother Camp door het streng islamitische regime gesloten. Toch gaat het werk door: herstelde verslaafden richten drie nieuwe afkickcentra op. „Dat is positief, maar er mogen alleen mannen komen. Verslaafde vrouwen kunnen daardoor niet geholpen worden”, zegt Haidari.
Naast Mother Camp is de activiste ook eigenaar van Taj Begum, een levendig restaurant in Kabul. Het bedienend personeel bestaat uit herstellende verslaafden. De politie valt het restaurant meerdere keren binnen, naar verluidt omdat mannen en vrouwen in elkaars bijzijn welkom zijn. Kort daarna wordt „haar levenswerk” door gewapende mannen en de lokale bevolking vernield.
Haidari denkt met weemoed terug aan de gebeurtenis. „Taj Begum was een plek waar vooruitstrevende mensen samenkwamen en vrouwen zich veilig waanden. Ik had het gevoel dat een aardbeving had toegeslagen die alles van me had weggenomen.”
Kogelhulzen
Ondanks de tegenslagen laat Haidari zich niet uit het veld slaan. „Na 2021 hadden vrouwen geen enkele hoop meer. Ook ik niet. Toch wilde ik niet opgeven. De Chinese filosoof Confucius zei eens: „Steek een kaars aan, in plaats van te klagen over het donker.” Dat is mijn motto geworden.”
Haidari kiest ervoor in Kabul te blijven en in het geheim een onderwijs- en ambachtscentrum voor vrouwen op te zetten: het Mother Educational Center. Het centrum bevindt zich in een van de achterafstraatjes van de hoofdstad, verborgen voor de taliban. Meisjes en vrouwen krijgen er onderwijs en leren naaien en sieraden maken. Voor het maken van de sieraden worden omgesmolten kogelhulzen gebruikt. „Kogels dienen als een tragische herinnering aan de vernietiging die oorlog met zich meebrengt. Door ze te gebruiken in ons werk willen we onze resolute afwijzing van de oorlog kenbaar maken.”
Het werk is riskant, geeft de Afghaanse toe. „Als de taliban erachter komen, belanden we in de gevangenis. Toch doe ik het. Ik wil niet dat we over een paar jaar weer een analfabete generatie hebben” zegt Haidari, verwijzend naar meisjes die tijdens het talibanbewind van 1996-2001 ook geen onderwijs kregen.
Het Mother Educational Center is een succes: al 1500 meisjes en vrouwen kregen de afgelopen drie jaar onderwijs. Op dit moment komen er nog dagelijks 500 vrouwen naar het centrum. Haidari ziet dat haar inzet niet voor niets is. „De vloerkleden en sieraden worden verkocht. Daardoor kunnen de vrouwen en meisjes in hun onderhoud voorzien. Ook de Engelse lessen werpen hun vruchten af. Sommige meisjes beheersen de taal inmiddels zo goed, dat ze nu zelf lesgeven.”
Geuzenpenning
De activiste heeft ook te maken met tegenslagen. „Ik was er getuige van dat in een maand tijd vier meisjes van 14 jaar gedwongen werden te trouwen met veel oudere mannen. Dat is afschuwelijk.”
Na de machtsovername van de taliban kreeg Haidari voorstellen om naar Australië of Europa te gaan. Toch maakte ze daar geen gebruik van. „Ik wilde de meisjes en vrouwen hier niet achterlaten. Ik ben wel bang, maar voel me tegelijkertijd ontzettend verantwoordelijk voor hen. Ik wil blijven vechten voor hun toekomst. Daarom vertel ik ook mijn verhaal. Het is risicovol dat te doen, maar de wereld moet weten wat er in Afghanistan gebeurt.”
Voor haar inzet ontving de activiste woensdag in Vlaardingen uit handen van prinses Margriet de Geuzenpenning. Sinds 1987 wordt de onderscheiding –genoemd naar de eerste verzetsstrijders in de Tweede Wereldoorlog– toegekend aan hedendaagse vrijheidsstrijders en mensenrechtenactivisten. Haidari is trots op het krijgen van de penning. „Het motiveert me om me te blijven inzetten voor de vele onderdrukte meisjes en vrouwen.”
Voor de toekomst heeft de Afghaanse weinig hoop. „Het voelt heel donker. De taliban krijgen vanuit andere landen nog veel steun. Ik zie dat niet snel veranderen.”