„Fraudeaanpak was in strijd met grondrechten”
De overheid heeft jarenlang grondrechten geschonden bij het bestrijden van fraude. Onder meer het recht op een gelijke behandeling en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer was in het geding.
Dat is een van de conclusies die de parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening trekt. De commissie presenteerde maandag het rapport ”Blind voor mens en recht”. Het onderzoek moet een antwoord geven op de waaromvraag achter de toeslagenaffaire: hoe heeft dit kunnen gebeuren?
De commissie concludeert evenals de eerdere commissie-Van Dam dat de grondbeginselen van de rechtsstaat zijn geschonden. „Het kabinet en het parlement hebben gefaald, de uitvoering heeft onrechtmatig gehandeld en de rechtsspraak is tekortgeschoten in het bieden van bescherming aan mensen.”
Verder benadrukt de commissie dat het onderscheid tussen fraude en het maken van fouten „is verdwenen”. „Mensen die een foutje maakten, kregen het stempel fraudeur.”
Anders dan de commissie-Van Dam heeft de enquêtecommissie Fraudebeleid onderzocht of de overheid heeft gediscrimineerd in zijn fraudeaanpak. De commissie stelt dat „bepaalde groepen mensen vaker in beeld zijn gekomen bij uitvoeringsorganisaties als mogelijke fraudeurs. Daarbij zijn de grondrechten op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en gelijke behandeling geschonden”.
Nationaliteit
Deze conclusie is hoofdzakelijk gestoeld op het gebruik van het risicoclassificatiemodel door de dienst Toeslagen − onderdeel van de Belastingdienst. Dat model kent op basis van persoonsgegevens een score toe die aangeeft of iemand een hoog of laag frauderisico vormt. Tot 2018 was nationaliteit een van de risico-indicatoren. Een niet-Nederlander liep daardoor een grotere kans op fraudecontrole.
Datzelfde gold ook voor iemand die nog maar kort in Nederland verbleef. Uit iemands BSN-nummer valt op te maken hoe lang diegene al in Nederland is. Hoe korter die periode, hoe groter de kans op fraudecontrole op de uitbetaalde kinderopvangtoeslag.
Deze bevindingen zijn al eerder vastgesteld door de Autoriteit Persoonsgegevens. De AP legde voormalig minister Hoekstra (Financiën) in 2021 een geldboete op van 2.750.000 euro voor onder meer de discriminerende werking van het risicoclassificatiemodel.
Ook de aanpak van het Combiteam Aanpak Facilitators (CAF) komt aan de orde in het enquêterapport. Voor een onderzoek naar kinderopvangtoeslagfraude door gastouderbureaus ten tijde van de toeslagenaffaire kreeg het CAF-team van verschillende kanten persoonsgegevens aangeleverd. Dat betrof onder meer de risicoscores uit het discriminerende model van de dienst Toeslagen. Het team gebruikte deze scores echter niet om casussen te selecteren. De enquêtecommissie bestrijdt dat niet.
Actief bijgedragen
De commissie velt een hard oordeel over de rol van de Tweede Kamer. „Kamerleden hebben actief bijgedragen aan een hard fraudebeleid en hebben ellende voor mensen niet weten te voorkomen”, luidt een van de conclusies.
De enquêtecommissie verwijt de Tweede Kamer dat die heeft ingestemd met wetten die fouten bevatten. „Kamerleden hebben daarmee gefaald in hun wetgevende taak en bijgedragen aan de ellende die deze wetten hebben veroorzaakt.”
Een van de voorbeelden die de commissie geeft is de parlementaire behandeling van de fraudewet. Het kabinet verzocht de Kamer deze wet met spoed te behandelen. Bij de wet hoorde ook het ”Boetebesluit” waarin was vastgelegd hoe hoog de maximale boetes in de sociale zekerheid mochten zijn. Het boetebesluit kregen Kamerleden alleen in concept in te zien; toch stemde de Tweede Kamer in met de wet.
Boetebesluit
Slechte wetgeving is, nog los van de rol van de Kamer, volgens de enquêtecommissie een van de redenen waarom de toeslagenaffaire heeft kunnen plaatsvinden. Daarin ligt een belangrijke verantwoordelijkheid bij de regering en de overheidsinstanties die de wet uitvoeren.
De commissie verwijst ter illustratie opnieuw naar het boetebesluit. Dat besluit regelde dat het maximale boetebedrag met een factor tien werd verhoogd. In de wet was aangegeven dat de maximumboete bedoeld was voor extreme fraudegevallen; in het boetebesluit waren de formuleringen echter zo gekozen dat de maximale boete de standaard was. Er waren wel criteria voor ”verminderde verwijtbaarheid”, maar die waren zo beperkt dat er „bijna nooit” aanleiding was om daarvanuit te gaan. Ook het UWV had „geen ruimte” om mensen die een kleine fout hadden begaan uitkomst te bieden. Gevolg: „Mensen zijn zwaar gestraft voor onbewuste overtredingen.”
De enquêtecommissie roept de Tweede Kamer op om „serieus aan de slag te gaan” met de bevindingen. Wat de commissie betreft zouden wetten voortaan zowel voor- als achteraf aan de Grondwet moeten worden getoetst.