Waarom de Europese verkiezingen, boerenprotesten én verduurzaming met elkaar hebben te maken
De internationale boerenacties zonder meer verwerpen, is te gemakkelijk. Maar de boeren zitten zichzelf óók in de weg, legt onderzoeker Gerry van der Kamp-Alons uit.
„Boeren moeten veranderen”, zegt Gerry van der Kamp-Alons. „Maar zij handelen niet uit onwil. Hun handelen is in zekere zin een product van het beleid dat jarenlang is gevoerd.” Van der Kamp is universitair hoofddocent internationale betrekkingen aan de Radboud Universiteit van Nijmegen en expert op het gebied van landbouw- en voedselbeleid.
Wat is volgens u het startpunt geweest van de internationale boerenprotesten?
„In Nederland zijn er sinds 2019 boerenprotesten, in Duitsland en Frankrijk begonnen ze dit jaar. Boerenprotesten zijn niet nieuw, ze zijn een bekend fenomeen in de geschiedenis. Ze poppen op als er nationaal of Europees beleid wordt gemaakt dat de belangen van boeren raakt. De boerenprotesten zijn dus terug van nooit weggeweest, er borrelt altijd iets onder de oppervlakte. Triggers brengen de boel tot uitbarsting.”
Wat zijn nu die triggers?
„De directe aanleiding verschilt per land. In Duitsland was het protest heel specifiek gericht tegen de afschaffing van subsidie op landbouwvoertuigen. In Frankrijk was het een mix; daar gingen boeren de straat op om de belastingverhoging op diesel voor landbouwvoertuigen en de kritiek op handelsverdragen. De gemene deler in al deze protesten is dat boeren zich zorgen maken en onzeker zijn over de toekomst.”
Is het voortbestaan van boeren altijd al reden geweest om de straat op te gaan?
„Indirect heeft het altijd daarmee te maken. Boeren horen over het algemeen bij een groep die zich makkelijk mobiliseert, maar nu zijn de protesten vérgaand. Daar is niet elke boer het mee eens, ze hebben wél dezelfde zorgen, maar staan niet achter de methode om wegen te bezetten en brand te stichten.”
In Nederland lijkt het erop alsof de boer en de natuur tegenover elkaar staan, is dat internationaal ook de tendens?
„Ik kan me voorstellen dat het beeld van boer versus natuur bestaat in de hoofden van mensen. In heel Europa is er kritiek op de intensieve landbouw en de negatieve milieueffecten als gevolg daarvan. Daar tegenover staan de boeren die demonstreren tegen extra milieuregels en oplopende kosten. Maar die tegenstelling is te gemakkelijk en onterecht. Boeren zijn niet altijd tegen de bescherming van de natuur. Sterker nog, de oplossingen voor klimaatverandering liggen óók in de agrarische sector.”
Zitten boeren vast in een systeem waar ze niet uit kunnen?
„Ja, tot op zekere hoogte. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog was er een voedseltekort in de Europese Unie. Om dat probleem op te lossen is er ingezet op modernisering en productie, in het zogenoemde gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Daar kwamen de zogenoemde garantieprijzen uit voort; dat betekent dat de boer een minimumprijs krijgt voor zijn product. Dat zorgde voor meer productie en gaf zekerheid voor de agrariër. De overheid greep dus in, omdat ze vond dat de markt geen eerlijk verdienmodel bracht voor boeren. Maar dat kostte veel geld en leidde tot productieoverschotten. In de jaren 90 werd er langzaam afscheid genomen van de garantieprijzen en kregen boeren inkomenssteun. Agrariërs zelf waren daar sceptisch over, omdat die steun in de vorm van subsidie werd gegeven en dat is heel zichtbaar voor de belastingbetaler. Boeren wilden gewoon hun eigen producten verkopen en niet afhankelijk zijn van aalmoezen.
In de media lees ik veel kritiek en woede over wegversperringen en vernielingen van boeren, bij de boerenprotesten van nu. Dat snap ik. Maar er zit een breed verhaal achter, want boeren hebben zich wel degelijk aangepast.”
Waarom krijgt de agrarische sector inkomenssteun?
„Er is altijd gezegd dat die sector een exceptionele is. Wij zijn voor onze voedselzekerheid afhankelijk van de boeren. Zij zijn afhankelijke ondernemers, ze hebben geen grip op de markt, het weer en misoogsten. Terwijl de gevolgen zwaar kunnen zijn. Op die inkomenssteun –een boer krijgt betaald per hectare– kwam kritiek toen duurzaamheid belangrijker werd, rond het jaar 2000. De steun moedigt boeren aan tot intensieve landbouw, met nadelige gevolgen voor het milieu. Daarna heeft de Europese Commissie (het dagelijks bestuur van de Europese Unie, red.) het beleid proberen te vergroenen.”
Is dat gelukt?
„Gedeeltelijk wel, want sindsdien zitten er voorwaarden aan de inkomenssteun. Dat is goed bedoeld, maar de milieuvoorwaarden werden verwaterd door de lidstaten en het Europees Parlement, die ook met het beleid moesten instemmen. Dat zorgde ervoor dat groen beleid binnen het gemeenschappelijk landbouwbeleid vaak niet écht effectief was. Milieuorganisaties spreken daarom van greenwashing. De lobby van boeren in de lidstaten en in Brussel speelde bij het verwateren van de regels ook een rol. Nu moet de Green Deal (de duurzaamheidsplannen van de Europese Unie die gemaakt zijn onder verantwoordelijkheid van Frans Timmermans, red.) zorgen voor effect en de agrarische sector verduurzamen.”
Wat is het verschil tussen eerder beleid en de Green Deal?
„De Green Deal hoort niet bij het GLB –het gemeenschappelijk landbouwbeleid– en de invloed van boeren en andere belanghebbenden in de landbouw is veel kleiner. Om tot beleid en maatregelen te komen, zijn meer organisaties betrokken – ook vanuit milieubewegingen. Dit leidt tot strengere regelgeving ten aanzien van het milieu.”
Zijn de maatregelen in de Green Deal ook al verwaterd?
„De Europese Commissie is al terughoudender geworden in hoe ze in de klimaatplannen spreekt over de landbouwsector: concrete reductiedoelen zijn verwijderd. Ze willen boeren niet op afstand houden, want in juni zijn de Europese verkiezingen. Ursula von der Leyen (voorzitter van de Europese Commissie, red.) wil waarschijnlijk door als voorzitter van de Commissie en wil geen stemmen voor haar partij mislopen.”
Protesteren heeft dus zin?
„Het is een vicieuze cirkel. Boeren waren niet altijd voor de beleidskeuzes die zijn gemaakt, maar pasten zich aan. Op de korte termijn lijken boerenprotesten voordelig te zijn voor agrariërs. Maar op lange termijn moeten er duurzame keuzes worden gemaakt, voor het klimaat. Het probleem is dus dat het tegenhouden van verandering op korte termijn in de toekomst kan leiden tot heel grote stappen in korte tijd.
Boeren vinden het onterecht dat zij voor hun gevoel als enige verantwoordelijk worden gehouden voor de CO2-uitstoot. Maar het lastige is dat zij niet in een sector werken die is zoals alle andere. De tendens is weleens: Boer, stop ermee – laat je omscholen en ga wat anders doen. Dat zit volgens mij anders, het gaat niet alleen om de opbrengsten van een boer, het gaat ook om voedselzekerheid. En dat is een nationaal belang.”