Geen klassiek meerderheidskabinet, maar wat dan wel? Er zijn nog drie opties
Een nieuwe informateur moet volgens Geert Wilders gaan kijken voor welke kabinetsvorm een toekomstige centrumrechtse coalitie kan kiezen. Dat zei de PVV-leider woensdag tijdens het debat over de stukgelopen informatieronde. Een voorschot.
1. Extraparlementair kabinet
Dit lijkt momenteel de meest favoriete variant voor PVV, VVD en BBB. Naast NSC opteert ook de VVD fractie nu voor deze optie. Een extraparlementair kabinet wordt buiten de partijen in de Tweede Kamer om gevormd en staat dus ook op grotere afstand van de volksvertegenwoordiging. De formateur stelt samen met de toekomstige bewindspersonen een regeerprogramma op en legt dat ter goedkeuring voor aan de partijen die de regering wensen te steunen.
Doel van dit alles is om meer dualisme tussen regering en Kamer te bewerkstelligen. Dat betekent dat de Kamer zich meer kan gaan richten op haar kerntaak: het controleren van de regering. Partijen die het regeerprogramma hebben ondertekend hoeven niet noodzakelijk kabinetsvoorstellen te steunen, maar kunnen die gewoon afkeuren. Gebeurt dat, dan hoeft zo’n kabinet niet per se naar huis. Wel moet het de plannen in dat geval herzien en aanpassen. Een extraparlementair kabinet komt in de Nederlandse geschiedenis zeer zelden voor. Het vijfpartijenkabinet Den Uyl (1973-1977) was voor een deel buitenparlementair. Alleen de fracties van D66 en PvdA verbonden zich eraan. Drie andere partijen, waaronder de Anti Revolutionaire Partij, stemden alleen in met de deelname van bewindspersonen van hun partij.
Echt extraparlementair was bijvoorbeeld het kabinet van de liberaal Cort van der Linden, de politicus waar Rutte een grote verwantschap mee voelt. Dat kabinet regeerde van 1913 tot 1918 en loodste Nederland, als een van de weinig neutrale landen, de Eerste Wereldoorlog door. In het kabinet zaten negen liberale en onafhankelijke ministers. Hoewel van liberale huize was Van der Linden zelf niet aangesloten bij een politieke partij. De sociaaldemocraten wilden het extraparlementaire kabinet alleen steunen als er voorstellen zouden worden gedaan om algemeen kiesrecht en staatspensioen te regelen. Dat eerste gebeurde in 1917 toen het algemeen kiesrecht werd ingevoerd.
Ook bij de kabinetsformatie van 2021 klonk de roep om een extraparlementair kabinet geregeld. Van de zijde van politicologen klonken toen de nodige mitsen en maren. „Dat een kabinet tot stand komt buiten de fracties is feitelijk onwenselijk en eigenlijk ook ondenkbaar”, schreef hoogleraar Bert van den Braak eind 2021 op de website van het Montesquieu Instituut. „Betrokkenheid en deelname aan onderhandelingen van die partijen is nodig en zelfs geboden”, schreef de hoogleraar. „Zonder politieke dekking mist een kabinet regeerkracht en richting”, besloot Van den Braak zijn betoog.
Ook later klonk kritiek op het voorstel voor een extraparlementair kabinet. Politicoloog Paul Bovend’Eert waarschuwde onlangs nog bij RTL Nieuws voor „wankele toestanden”. Omdat er geen regeerakkoord is, is de vertrouwensrelatie tussen het kabinet en de partijen die haar steunen heel erg belangrijk. Ministers moeten volgens hem ook echt binding hebben met hun partij in de Tweede Kamer. Bovend’Eert denkt dat het NSC en VVD wel zal lukken zulke mensen te vinden. Voor BBB en PVV wordt het een lastiger klus, denkt hij.
2. Zakenkabinet
Een andere optie is die van een zakenkabinet. In feite is dat een soort extraparlementair kabinet dat bestaat uit bewindspersonen die van buiten de politiek worden aangetrokken. Zij brengen dus niet zozeer politieke ervaring mee, als wel deskundigheid en praktijkervaring. In zo’n kabinet zou bijvoorbeeld een militair de scepter moeten zwaaien op het ministerie van Defensie, een arts op het ministerie van Volksgezondheid, en zo verder.
Aan een zakenkabinet kan nog wel een coalitieakkoord ten grondslag liggen. De partijen die het samen eens zijn geworden geven dan een werklijst mee aan de ministersploeg die de afspraken vervolgens gaat uitvoeren.
Het kan ook anders, zonder coalitieakkoord. Het is dan net als bij een extra-parlementair kabinet aan de vakministers om plannen te bedenken die kunnen rekenen op een Kamermeerderheid. Critici vinden dat een zakenkabinet in deze vorm niet democratisch en niet werkbaar is. Een ministersploeg moet juist mandaat en politieke ambities hebben om knopen door te hakken. Bovendien klinkt de vraag of vakministers wel voldoende neutraal zijn. De door hen te nemen besluiten gaan immers over hun vakgebied.
Een politicus die het idee voor een zakenkabinet al heeft geopperd is Thierry Baudet (FVD). Frappant genoeg stelde hij na de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 een regering voor met Pieter Omtzigt als premier.
3. Minderheids- en gedoogkabinet
Tot slot is er natuurlijk altijd nog de optie voor een minderheidskabinet dat desgewenst zou kunnen regeren met de steun van (een) vaste gedoogpartner(s). In Nederland gebeurde dat in 2010. De PVV was toen de vaste gedoger van het minderheidskabinet Rutte I van VVD en CDA. Op de beleidsterreinen overheidsfinanciën, immigratie, integratie en asiel, veiligheid en ouderenzorg functioneerde dit kabinet echter als een meerderheidskabinet. De te nemen maatregelen op deze thema’s waren uitgewerkt in een gedoogakkoord waar ook Wilders handtekening onder stond. Hij tekende destijds ook voor een bezuiniging van 18 miljard op de rijksbegroting.
Gedoogkabinetten zijn kwetsbaar omdat gedoogpartijen geen regeringsverantwoordelijkheid dragen. Daardoor is de politieke speelruimte voor die partijen om een eigen koers te gaan varen heel erg groot.