Laatste hoop op weerzien gijzelaars Gaza soms ruw de bodem ingeslagen
Nu de oorlog tussen Israël en Hamas de honderd dagen inmiddels is gepasseerd, wordt het lot van de gijzelaars die nog in Gaza vastzitten met de dag hachelijker. Hun families blijven hoop houden, maar soms wordt die ruw de bodem ingeslagen.
Dat gebeurde deze week opnieuw, toen Hamas een ongedateerde video toonde van Noa Argamani, Yossi Sharabi en Itai Svirsky. Aan het einde van de opname kondigde de Palestijnse terreurbeweging aan dat „we jullie morgen over hun lot zullen informeren”. Dat gebeurde inderdaad, want de volgende dag publiceerde Hamas opnieuw een video waarin de dood van Sharabi en Svirsky werd bekendgemaakt. Zij zouden zijn gedood bij een Israëlische luchtaanval. Zowel het leger als kibboets Be’eri, waar de twee werden ontvoerd, bevestigde korte tijd later dat zij naar alle waarschijnlijkheid niet meer in leven zijn.
Israël betitelde de beelden als een nieuwe brute zet van Hamas in de psychologische oorlog die de beweging voert. De beschuldiging dat de Israëlische luchtmacht verantwoordelijk zou zijn voor de dood van het tweetal, deed legerwoordvoerder Daniel Hagari af als „een leugen van Hamas”. Tegelijkertijd benadrukte hij dat de video’s eens te meer bewijzen dat het leven van de gijzelaars in gevaar is, omdat zij „overgeleverd zijn aan de willekeur van moorddadige terroristen”.
Dat is ook precies de vrees van de families van de gegijzelden. Elke dag lijkt de kans op weerzien met hun geliefden verder af te nemen.
Een lichtpuntje vormde deze week de deal die door bemiddeling van Qatar en Frankrijk tot stand kwam, waarbij Hamas ermee instemde medicijnen voor de ontvoerden in de Gazastrook toe te laten. Volgens de Qatarese autoriteiten biedt die overeenkomst ook weer enig perspectief op een mogelijke gevangenenruil tussen Israël en de Palestijnse terreurbeweging.
Ook daar klampen de bezorgde families zich weer aan vast. Want zonder hoop is de martelende onzekerheid over het lot van de gijzelaars een bijna bovenmenselijke last.
Ik moet terugdenken aan de gesprekken –vol heftige emotie– die ik eind vorig jaar had met de familie en vrienden van Noa Argamani, Yossi Sharabi en Itai Svirsky. Deels in Israël, deels in Amsterdam. Hoe ze bijna 24 uur per dag bezig waren om aandacht voor hun ontvoerde geliefden te vragen, in binnen- en buitenland. Hoe ze hoop bleven koesteren, vooral omdat in die periode tientallen gijzelaars werden vrijgelaten.
Voor Nira Sharabi, de echtgenote van Yossi, en voor Ofir Weinberg, de nicht van Itai, die ik beiden ontmoette, is die verwachting nu voorbij. Het enige waar zij nu nog op hopen is dat de lichamen van hun geliefden naar Israël zullen komen, zodat ze een normale begrafenis kunnen krijgen. Maar zelfs dat is onzeker.
Voor de vrienden van Noa en haar terminaal zieke moeder is er daarentegen nog hoop. En ook voor de families van de andere gijzelaars die nog in Gaza vastzitten – dood of levend. Maar de tijd dringt steeds meer – en daarom is blijvende aandacht en druk op alle fronten nodig.