Samen in een coalitie, maar hoe? Er zijn vier mogelijkheden
Er moet een centrumrechts kabinet komen, vinden PVV, VVD, NSC en BBB. Maar onduidelijk is nog hoe ze de politieke samenwerking het liefst vormgeven. Dit zijn de vier opties.
Meerderheidskabinet
De meest gebruikelijke keuze: een klassiek meerderheidskabinet. Zo’n kabinet wordt gesteund en bemenst door partijen die samen een meerderheid bezitten in de Tweede Kamer.
Aan de basis van zo’n regeringsvorm ligt een coalitieakkoord. Daarin spreken partijen die samen een meerderheid in de Kamer bezitten, af wat voor plannen de regering ten uitvoer moet gaan brengen. Voordeel daarvan is dat bewindspersonen precies weten waar in de Kamer een meerderheid voor is, en waarvoor niet. Nadeel is echter dat zo’n akkoord ervoor kan zorgen dat de oppositie buitenspel komt te staan.
Met name de nieuwkomers Pieter Omtzigt (NSC) en Caroline van der Plas (BBB) spraken zich in de vorige Kamerperiode uit tegen „dichtgetimmerde coalitieakkoorden” die de speelruimte voor oppositiepartijen in hun ogen al te zeer inperkten. Toenmalig informateur Herman Tjeenk Willink gaf bij de vorige kabinetsformatie aan het verstandig te vinden als de onderhandelende partijen een akkoord op hoofdlijnen zouden sluiten. En dus niet eentje waarin alles tot in de puntjes zou worden vastgelegd. „Een gedetailleerd akkoord gaat ten koste van het politiek inhoudelijke debat in de Kamer en een open bestuursstijl”, schreef Tjeenk Willink als informateur destijds aan alle fracties.
Extraparlementair kabinet
Een van de varianten die de laatste tijd geregeld klinkt, is die van een extraparlementair kabinet. Vooral Omtzigt lijkt hier wel wat voor te voelen. Een extraparlementair kabinet wordt buiten de partijen in de Tweede Kamer om gevormd en staat dus ook op grotere afstand van de volksvertegenwoordiging. De formateur stelt samen met de toekomstige bewindspersonen een regeerprogramma op en legt dat ter goedkeuring voor aan de partijen die de regering wensen te steunen.
Doel van dit alles is om meer dualisme tussen regering en Kamer te bewerkstelligen. Dat betekent dat de Kamer zich meer kan gaan richten op haar kerntaak: het controleren van de regering. Partijen die het regeerprogramma hebben ondertekend hoeven niet noodzakelijk kabinetsvoorstellen te steunen, maar kunnen die gewoon afkeuren. Gebeurt dat, dan hoeft zo’n kabinet niet per se naar huis. Wel moet het de plannen in dat geval herzien en aanpassen.
Een extraparlementair kabinet komt in de Nederlandse geschiedenis zeer zelden voor. Het vijfpartijenkabinet Den Uyl (1973-1977) was voor een deel buitenparlementair. Alleen de fracties van D66 en PvdA verbonden zich eraan. Drie andere partijen, waaronder de Anti Revolutionaire Partij, stemden alleen in met de deelname van bewindspersonen van hun partij.
Ook bij de kabinetsformatie van 2021 klonk de roep om een extraparlementair kabinet geregeld. Van de zijde van politicologen klonken toen de nodige mitsen en maren. „Dat een kabinet tot stand komt buiten de fracties is feitelijk onwenselijk en eigenlijk ook ondenkbaar”, schreef hoogleraar Bert van den Braak eind 2021 op de website van het Montesquieu Instituut.
„Betrokkenheid en deelname aan onderhandelingen van die partijen is nodig en zelfs geboden”, schreef de hoogleraar. „Zonder politieke dekking mist een kabinet regeerkracht en richting”, besloot Van den Braak zijn betoog.
En ook nu klinkt kritiek op het voorstel voor een extraparlementair kabinet. Politicoloog Paul Bovend’Eert waarschuwde eerder deze maand bij RTL Nieuws voor „wankele toestanden”. Omdat er geen regeerakkoord is, is de vertrouwensrelatie tussen het kabinet en de partijen die haar steunen heel erg belangrijk. Ministers moeten volgens hem ook echt binding hebben met hun partij in de Tweede Kamer. Bovend’Eert denkt dat het NSC en VVD wel zal lukken zulke mensen te vinden. Voor BBB en PVV wordt het een lastiger klus, denkt hij.
Zakenkabinet
Een andere optie is die van een zakenkabinet. In feite is dat een soort extraparlementair kabinet dat bestaat uit bewindspersonen die van buiten de politiek worden aangetrokken. Zij brengen dus niet zozeer politieke ervaring mee, als wel deskundigheid en praktijkervaring. In zo’n kabinet zou bijvoorbeeld een militair de scepter moeten zwaaien op het ministerie van Defensie, een arts op het ministerie van Volksgezondheid, en zo verder.
Aan een zakenkabinet kan nog wel een coalitieakkoord ten grondslag liggen. De partijen die het samen eens zijn geworden geven dan een werklijst mee aan de ministersploeg die de afspraken vervolgens gaat uitvoeren. Het kan ook anders, zonder coalitieakkoord. Het is dan aan de vakministers om plannen te bedenken die kunnen rekenen op een Kamermeerderheid.
Critici vinden dat een zakenkabinet in deze vorm niet democratisch en niet werkbaar is. Een ministersploeg moet juist mandaat en politieke ambities hebben om knopen door te hakken. Bovendien klinkt de vraag of vakministers wel voldoende neutraal zijn. De door hen te nemen besluiten gaan immers over hun vakgebied.
Een politicus die het idee voor een zakenkabinet al heeft geopperd is Thierry Baudet (FVD). Frappant genoeg stelde hij na de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 een regering voor met Pieter Omtzigt als premier.
Minderheids- en gedoogkabinet
Tot slot is er natuurlijk altijd nog de optie voor een minderheidskabinet dat desgewenst zou kunnen regeren met de steun van (een) vaste gedoogpartner(s). In Nederland gebeurde dat in 2010. De PVV was toen de vaste gedoger van het minderheidskabinet Rutte I van VVD en CDA. Op de beleidsterreinen overheidsfinanciën, immigratie, integratie en asiel, veiligheid en ouderenzorg functioneerde dit kabinet echter als een meerderheidskabinet. De te nemen maatregelen op deze thema’s waren uitgewerkt in een gedoogakkoord waar ook Wilders handtekening onder stond. Hij tekende destijds ook voor een bezuiniging van 18 miljard op de rijksbegroting.
VVD-leider Yeşilgoz maakte kort na de verkiezingen bekend dat haar partij een rechts kabinet vanuit de Kamer wilde gedogen. De andere drie partijen geven daar niet de voorkeur aan en zien de VVD graag volwaardig meedoen, omdat vooral deze partij een grote vijver aan ervaren bewindspersonen heeft.
Gedoogkabinetten zijn kwetsbaar omdat gedoogpartijen geen regeringsverantwoordelijkheid dragen. Daardoor is de politieke speelruimte voor die partijen om een eigen koers te gaan varen heel erg groot.
Wilders verbrak de gedoogsteun aan Rutte I een kleine twee jaar na de totstandkoming nadat hij had geweigerd in te stemmen met een aanvullend bezuinigingspakket van 14,4 miljard euro. Dat zou volgens de PVV-leider vooral op het bordje van de AOW’ers komen. Wellicht is Wilders daardoor ook nu degene die liever geen gedoogconstructie wil. Hij weet immers als geen ander dat partijen, ook al hebben ze een gedoogakkoord getekend, hun steun altijd kunnen intrekken.