De groei van het aantal windmolen- en zonneparken op land begint te haperen. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) concludeert in een donderdag verschenen rapport dat het doel voor 2030 nog „goed haalbaar” is, maar schroeft tegelijkertijd de verwachtingen iets omlaag.
Met de huidige trends ziet het ernaar uit dat in het jaar 2030 tussen de 34 en 44 terawattuur (TWh) stroom wordt opgewekt met wind- en zonneparken op het land. In de vorige twee rapportages die het PBL hierover uitbracht, werd die productie nog geschat op 35 tot 46 TWh.
Met deze cijfers is het nog steeds „zeer waarschijnlijk” dat het doel uit het Nederlandse Klimaatakkoord wordt gehaald. In 2019 werd afgesproken dat in 2030 voor 35 TWh stroom uit zon en wind op land moet worden opgewekt. Als een deel van de zonnepanelen op huizen hierin wordt meegeteld, levert dat nog eens 5 TWh per jaar op.
Als alle regionale ambities die eerder zijn opgesteld worden waargemaakt, dan zou het totaal een stuk hoger uitkomen, op 55 TWh in 2030. Minister Rob Jetten (Klimaat en Energie) maakte vorig jaar duidelijk dat hij dit als streefdoel ziet. Dat is echter niet in zicht. Ongeveer de helft van de dertig energieregio’s „heeft moeite om koers te houden”, zegt onderzoeker Jan Matthijsen. Daaronder zijn bijvoorbeeld delen van Zuid-Holland en Zuid-Limburg.
Het planbureau ziet diverse factoren die groei belemmeren, van strengere regels voor wind- en zonneparken tot het overvol raken van het stroomnet. Ook is er onzekerheid over toekomstige subsidies. Projecten lopen inmiddels „regelmatig oponthoud op”, sommige worden afgeblazen. Voorheen gebeurde dat nauwelijks.
„Dat kan problematisch worden voor het tijdperk na 2030”, zegt Matthijsen. Om het land te verduurzamen, zullen veel meer processen op duurzame stroom moeten gaan draaien, in plaats van op fossiele bronnen. Het overgrote deel van die groene stroom zal volgens experts van wind op zee komen. „De uitrol daarvan is enorm, maar het maakt wind op land zeker niet overbodig”, zegt de PBL-onderzoeker.
Op de achtergrond woedt een strijd om de schaarse ruimte. De overheid kondigde dit najaar nog aan dat voor zonneparken op landbouwgrond of in natuurgebieden het principe ‘nee, tenzij’ gaat gelden. Zonnepanelen moeten bij voorkeur op daken en gevels. Ook voor windturbines op land zijn strengere regels in de maak tegen overlast. „Voor de ontwikkeling van projecten is het belangrijk dat er duidelijkheid komt over de spelregels”, benadrukt het PBL.