Bodemdieren deden het goed in relatief koele, natte zomer
De relatief koele en natte zomer van dit jaar was gunstig voor bodemdieren. Tijdens de landelijke Bodemdierendagen in oktober zijn gemiddeld meer dieren dan ooit geteld. Het meest geteld is net als vorig jaar de regenworm, die in 87 procent van de tuinen is aangetroffen, aldus het Instituut voor Ecologie NIOO-KNAW. Dit instituut organiseert de Bodemdierendagen samen met de Wageningen Universiteit, met hulp van de Vrije Universiteit in Amsterdam.
Ruim 1500 tellers zagen meer dan 21.000 bodemdieren op ruim vijfhonderd locaties, zoals tuinen en parken. Dat is een record volgens NIOO-KNAW. Na de regenworm werden heel veel spinnen en pissebedden gezien. Naaktslakken, mieren en kevers zijn dit najaar vaker geteld dan in eerdere jaren. Vorig jaar hadden die dieren te lijden onder de hete en droge zomer.
In meer dan 70 procent van de onderzochte tuinen zagen tellers bijzondere bodemdieren zoals de grote glimworm, het boerenknoopje of de tijgerslak. In Leeuwarden werden ook een herfststrooiselspin en een glansloopkever gevonden. Leeuwarden is door de organisatie uitgeroepen tot Bodemdierenstad van 2023.
„Bodemdieren zijn onmisbaar voor de biodiversiteit. Ze zorgen voor leven in de bodem. Dat is weer belangrijk voor allerlei andere dieren en planten. Een gezonde bodem vormt letterlijk en figuurlijk de basis onder ons bestaan”, aldus NIOO-KNAW.