Vanaf dit schooljaar moet iedere basisschoolleerling verplicht twee lesuren bewegingsonderwijs per week krijgen. Dat is voor veel scholen bijna onmogelijk. Ook voor SBO De Wijngaard in Barendrecht.
De veertien jongens en meiden van groep 6a druppelen deze middag de sportzaal binnen. Het laatste deel van hun schooldag staat op het punt van beginnen. Meester Warner Plomp (23) informeert naar de gymschoenen van een jongen die op z’n blote voeten aan komt lopen. Plomp –zwarte trainingsbroek, groene polo en witte sportschoenen– neemt een aantal basisregels door met zijn leerlingen. „Wat doen jullie als het fluitje klinkt?” „Dan ga je zitten en ben je stil”, reageert een meisje.
De gymleraar legt uit dat de les uit drie onderdelen bestaat. Eerst geeft hij een toelichting over het hoepel-op-spel. Twee teams kunnen hoepels verdienen door pittenzakken in een korf te gooien. „Het gaat niet om wie er wint, maar om samen zo snel mogelijk alle hoepels te verdienen.” In het midden van de zaal staat een trampoline met daarachter een dikke mat. „Hier maken jullie een vrije sprong. Let erop dat je met twee voeten naast elkaar landt.”
Onderdeel drie van de gymles is het oefenen van de salto. „We beginnen met de tipsalto. Als die goed lukt, mag je de salto zonder handen proberen. Ik sta erbij om iedereen te helpen.” Plomp doet beide varianten voor en vraagt of alles duidelijk is. „Ik vind het spannend”, mompelt Sarah met een pruillip. „Daarom sta ik erbij. Ik help je.”
Overgewicht
Warner Plomp vindt de nieuwe urennorm voor gym een „mooi idee”. Hij wijst op het probleem van overgewicht bij kinderen en de trend dat jongens en meisjes steeds minder buitenspelen. De gymles leert kinderen volgens hem niet alleen iets over bewegen, maar ook over samenwerken, winst en verlies en omgaan met elkaar. „Het is natuurlijk niet zo dat een extra lesuur bewegingsonderwijs alle problemen oplost. Kinderen moeten thuis ook meer bewegen en gezond eten”, waarschuwt Plomp. „De nieuwe norm voor verplichte uren bewegingsonderwijs is van groot belang om kinderen gezond te laten opgroeien en kansen te bieden in hun motorische ontwikkeling”, zo schreef toenmalig minister Dennis Wiersma voor Onderwijs vorig jaar in een brief aan de Kamer.
De leerlingen van De Wijngaard krijgen één lesuur per week gym. Daarmee voldoet de school nog niet aan de nieuwe norm. De gymzaal, op loopafstand van De Wijngaard, is maar twee dagen per week beschikbaar voor de school. Plomp: „Als we alle klassen twee lesuren willen laten bewegen, hebben we minimaal drie dagen nodig.”
Onderzoek wijst uit dat een op de drie gemeenten niet voldoende gymnastieklokalen heeft. De Koninklijke Vereniging voor Lichamelijke Opvoeding (KVLO) deed deze maand een dringende oproep aan de Nederlandse politiek om zich in te zetten voor de verbetering van de huisvesting voor bewegingsonderwijs. „Het huidige tekort aan geschikte gymzalen vormt een groot probleem.” De vereniging is niet blij met de verschuiving naar buitenaccommodaties. „In de modelverordening onderwijshuisvesting staat nadrukkelijk beschreven dat gym moet plaatsvinden in een gymlokaal”, schrijft Cees Klaassen, directeur van de KVLO.
De Wijngaard is in gesprek met de gemeente over de zaalruimte. „We moeten voldoen aan een norm en mogen de gemeente aanspreken op haar verantwoordelijkheid, maar die heeft geen ruimte. Een nieuwe zaal is niet zomaar neergezet en voor onze leerlingen is het belangrijk dat de gymzaal niet te ver weg is. Het komt regelmatig voor dat een kind opgehaald moet worden, omdat er iets aan de hand is”, legt Plomp uit.
De leerkracht wijst op een tweede knelpunt. Bevoegde docenten voor bewegingsonderwijs zijn schaars, zeker voor het speciaal onderwijs. „Als wij onze uren willen uitbreiden, moeten we ook beslissen of ik die ga opvangen, of dat we op zoek gaan naar een nieuwe collega. Geen docent betekent geen gymles.” Plomp geeft ook aan dat het knelt in de roosters. „Meer bewegingslessen zijn leuk en nuttig, maar dan moet de school ergens anders lessen schrappen.”
Boze buien
De inwoner van Ridderkerk begint aan zijn vierde jaar als leerkracht op De Wijngaard. Hij kwam binnen als docent van groep 7, maar ging dat al snel combineren met het geven van gymlessen. Daarvoor ging hij terug naar school om zijn bevoegdheid voor bewegingsonderwijs te halen. Bij de start van dit schooljaar staat Plomp twee dagen voor groep 8 en geeft hij twee dagen gym aan verschillende klassen.
De twintiger voelt zich als een vis in het water binnen het speciaal onderwijs. „Hier kunnen kinderen zichzelf zijn. Ze mogen hun boze buien hebben. Ik probeer de jongens en meisjes klaar te stomen voor de overstap naar een reguliere middelbare school.” Op De Wijngaard is geen dag hetzelfde, lacht Plomp: „De ene dag springt een leerling uit zijn vel op het schoolplein. De volgende dag is er een meisje met faalangst dat zich ineens openstelt.”
De gymles is een hele uitdaging voor de kinderen van De Wijngaard. Er zijn meer geluidsprikkels en de jongens en meiden hebben meer vrijheid dan in de klas. „Voor de ene leerling is het bewegen een uitlaatklep, voor de ander is het heel spannend”, vertelt Plomp. De leerkracht is daarom extra scherp tijdens de gymles. „Het ene kind moet ik extra in de gaten houden omdat hij of zij extra vrijheid voelt. Een ander kind heeft mijn steun nodig om in beweging te komen.”
Time-outmat
Henk van der Giessen, de leerkracht van groep 6a, is aandachtig toeschouwer van de gymles. „Ik ben altijd aanwezig als achterwacht. Als een leerling uit de bocht vliegt, kan ik bijspringen. De stem van de eigen meester doet soms wonderen.” Van der Giessen legt uit dat veel leerlingen op het SBO een vorm van ADHD of autisme hebben. Midden in de zaal ligt een kleine mat met twee pionnen. Deze zogenaamde time-outmat is bedoeld voor leerlingen die even rust nodig hebben. „De afspraak is dat andere kinderen je daar met rust laten.”
Observeren is een sleutelwoord voor de groepsleerkracht. „Ik probeer aan de leerlingen te zien of het nog lukt. Soms is het nodig om ontspanning in te lassen. Met name in deze eerste weken van het schooljaar zijn wij als docenten intensief bezig met de dynamiek in een groep. Die wordt nu bepaald. Je ziet de gymdocent ook veel complimentjes geven. De toon voor de rest van schooljaar wordt gezet. Vier nieuwe leerlingen zijn deze groep ingestroomd, die moeten hun plekje ook zien te vinden.”
„Lars!” schalt de stem van meester Van der Giessen door de gymzaal. Hij loopt naar een groepje jongens die aan elkaar staan te plukken in de wachtrij voor de vrije sprong. „Meester, moet je dit zien!” roept een van de jongens. Hij belandt na een fikse sprong en een draai om zijn as op de dikke mat. Van der Giessen applaudisseert.
Meester Plomp bukt bij een meisje met een roze shirt. Ze veegt wat tranen uit haar ogen. In plaats van de salto mag ze een andere sprong maken. Meester en leerling vieren de prestatie met een high five. Richard mag de salto zonder handen proberen. „Goed zo, Ries”, complimenteert Van der Giessen. „Richard heeft energie voor tien. Hij is een nieuwe leerling en wil laten zien wat hij in z’n mars heeft”, lacht de leerkracht.
Het fluitje van Plomp snerpt door de zaal. Iedereen wordt stil en gaat zitten. „Wat ik superknap vind, is dat iedereen een sprong heeft geprobeerd, ook degenen die het vooraf spannend vonden.” Als elke leerling een concrete opruimtaak heeft gekregen, is de zaal in een mum van tijd helemaal netjes. De schooldag zit erop.
Verouderd schoolplein
Plomp was in de afgelopen periode projectleider namens SO Randstad (Stichting Reformatorisch Speciaal Onderwijs Randstad). Deze koepel vroeg een overheidssubsidie aan om het bewegingsonderwijs op de aangesloten scholen een impuls te geven. Als projectleider ging hij langs op de verschillende scholen. „Ik bekeek wat er nu al gedaan wordt aan bewegingsonderwijs, zowel in de gymlessen als door de dag heen. Bij sommige scholen zag ik dat er helemaal geen bewegend leren wordt gebruikt in de klas. Bij andere scholen zag ik een verouderd schoolplein, met weinig speelmogelijkheden. Zo kon ik elke school een paar aanbevelingen geven.”
De subsidie roept wel veel vragen op. „Om het geld te mogen gebruiken, moet de norm van twee lesuren per week gehaald worden. Dat is een voorwaarde”, weet Plomp. Daarom hebben de onderhandelingen met de gemeente eerste prioriteit voor de school. „Maar hoe zit het als dat echt niet lukt? Ik weet dat veel basisscholen nu al zeggen: „Het gaat niet, we doen het niet, einde discussie.””
Is het een optie om een tweede lesuur gym buiten op het schoolplein te geven? „Zo makkelijk is dat niet”, reageert Plomp. „De les moet in een gymzaalopstelling gegeven worden. Als ik het spel met de hoepels op het schoolplein doe, dan telt dat niet mee voor de urennorm. Toch maken we wel plannen om het subsidiegeld daaraan te besteden. Ik wil investeren in klein materiaal om bewegend leren in de klas te stimuleren, maar ik wil ook graag een tafeltennistafel op het schoolplein. Het plan om die subsidie uit te geven ligt er al. Als we groen licht krijgen, kunnen we meteen aan de slag.”
Plomp merkt dat de overheid niet goed heeft doorgedacht over de nieuwe norm. Dat zit hem dwars. „Wat gebeurt er met scholen die niet aan de norm kunnen voldoen, bijvoorbeeld omdat een gymzaal niet te bereiken is? En waarom telt een spel in de gymzaal wel mee en hetzelfde spel op het plein niet? Dat vind ik krom.”