Ruim dertig jaar was Martin Zonnenberg (65) hét gezicht van het tv-programma ”Nederland Zingt”. Nu stopt hij, nog voor zijn officiële pensionering. Een keuze waar hij –zij het met gemengde gevoelens– vrede mee heeft. „We besloten dat later nu is.”
Ik wil alleen nog leuke dingen gaan doen, bedenkt organist, dirigent en componist Martin Zonnenberg pakweg een jaar geleden met zijn vrouw Marjolein de Wit tijdens hun vakantie in Zwitserland. Leuke dingen doen: dat klinkt misschien oppervlakkig, maar is het in het geval van de musicus uit Groot-Ammers allesbehalve.
Als ze het erover hebben, is hij ruim een jaar ziek. Corona, dat overgaat in long covid. De eens zo drukke Zonnenberg komt thuis te zitten. Hij kan nog geen mails van drie regels lang behappen. Voor zijn koren en concerten worden vervangers geregeld. Kerkdiensten kan hij niet meer begeleiden. Zelfs het luisteren naar muziek is in die dagen te veel voor hem. Hij zit graag urenlang in een hoekje van de tuin, bij een vijgenboom.
Maar stil is het allerminst in zijn hoofd. Er zingt een lied: ”Wie maar de goede God laat zorgen”. Nu, een zonnige vrijdagmiddag in juni, ruim een jaar later, komt die melodie zomaar weer van zijn lippen. Later komt daar nog een lied bij, vertelt Zonnenberg. ”Mijn Jezus, ik hou van U”. Echt somber is hij niet in die tijd; zijn geloof en de liederen geven hem steun.
Langzaam treedt het herstel in, waar Zonnenberg tot op de dag van vandaag mee bezig is. Een interview als dit kost hem heel wat; prikkels komen veel harder binnen dan voorheen. Maar muziek kan hij weer maken, en dat is ook wat hij de komende tijd extra wil gaan doen. Musiceren en dirigeren, in plaats van arrangeren voor ”Nederland Zingt”. Na bijna veertig jaar dienst bij de Evangelische Omroep (EO) gaat hij er weg.
Had u deze ziekte nodig om stil te staan bij wat u zelf wilt?
„Achteraf wel ja. Ik was doorgegaan tot mijn 68e. Ik ben nogal plichtsgetrouw en ik dacht ook dat de EO me nodig had. Nu heb ik tijd voor leuke dingen. We kunnen langer op vakantie of eens een weekendje weg. En eind augustus zing ik met een koor van Daniel Rouwkema vier evensongs in de St. Paul’s kathedraal in Londen. Ik weet wel hoe ik anderen wil laten zingen, maar nu ga ik het zelf doen.”
Hoe bent u bijna veertig jaar geleden bij de EO terechtgekomen?
„Ik gaf vier dagen per week schoolmuziek op onder meer de Gomarus scholengemeenschap in Gorinchem. Daarnaast dirigeerde ik twaalf koren. Ik had bijvoorbeeld maandagmiddag een bejaardenkoor en direct erachteraan een kinderkoor. En maar racen, dat is toch gaaf?
Met een van die koren werkte ik een keer samen met Pieter Stolk. Die was destijds hoofd van de afdeling muziektelevisie van de EO. Hij vroeg me te solliciteren. Je hebt met schoolmuziek een brede opleiding, volgens mij heb ik jou nodig, zei hij. Ik heb dat gedaan, had een aantal gesprekken en hoorde vervolgens een jaar niks. Heel raar. Ik dacht: dit gaat niet door. Dus ik kocht een huis in Papendrecht. Net nadat ik dat had gedaan, kreeg ik bericht dat ik bij de EO kon beginnen. Toen ben ik bij een stel koren gestopt en drie dagen bij de EO gaan werken. Op de Gomarus bleef ik ook nog voor twee dagen. In 1987, twee jaar na mijn start bij de EO, heb ik daar ontslag genomen. De toenmalige directeur vertelde me dat ik elke bestuursvergadering was besproken. Ik werkte bij de tv, dat was heel erg uit den boze.”
Zelf komt u ook uit een behoudend nest; hoe heeft u de overgang naar de EO ervaren?
„Ik vond het een mooie tijd. Ik kwam mensen tegen als Jan Post, de samensteller van ”De Muzikale Fruitmand”, die net uit zijn kerk was gegaan en evangelisch was geworden. Hij was zo’n blije christen. We hadden een klik met elkaar. In de pauze liepen we vaak een stuk samen en voerden we gesprekken. Ook met collega Wim Klein Haneveld uit de Vergadering van Gelovigen praatte ik geregeld. Deze mensen hebben mijn –ik noem het maar gewoon zo– oogkleppen wijder gezet. Het was een mooie tijd, ook qua geloof. Door de gesprekken met mijn collega’s ben ik gaan nadenken waarom ik bepaalde dingen deed. Ging ik belijdenis doen omdat ik 21 werd, of had het te maken met een persoonlijke keuze? Dat persoonlijke geloof heb ik bij de EO geleerd. Als we liederen zongen over de Heere Jezus, dan kreeg ik de tranen in mijn ogen. Als je weet wat Hij voor je gedaan heeft, voor mij gedaan heeft. Dat je kunt zeggen: Hij heeft het ook voor mij gedaan. Dat geloof is bij de EO verstevigd.”
Zonnenberg vertelt met smaak over zijn tijd bij ”Nederland Zingt”, het tv-programma dat hij samen met Jan de Haan opzette begin jaren 90. Hij bepaalde de programmering, welke koren er kwamen, wat er gezongen en gespeeld werd. Vaak maakte hij ook de arrangementen voor de orkestpartijen. Elke dag schreef hij muziek, vaak onder hoge druk. Dankzij de EO wordt hij ”de man van het geestelijke lied”. Eens maakt hij zelfs een partij voor een steeldrum, een instrument uit Suriname. Later komen daar de Nederland Zingt-reizen en de Nederland Zingt Dagen bij. „Het is wel gaaf als je dat allemaal achteraf zit te vertellen”, concludeert Zonnenberg. „Gepaste trots.”
Vindt u het jammer dit nu achter te laten?
„Aan de ene kant wel. Aan de andere kant: ik ben twee jaar niet aan de bak geweest bij ”Nederland Zingt”. Wel speelde ik orgel, maar waar ik vroeger verantwoordelijk voor was –het regelen en uitdelen van de muziek onder de musici– deed een ander. Ik ben 65 en ga nu zelf bepalen waar ik ga spelen en wat ik ga doen. Ik ben de jongste van een groot gezin. Vroeger dacht ik altijd: ik blijf alleen over. Inmiddels heb ik drie broers overleefd. Je kunt wel blijven wachten tot later, maar Marjolein en ik vonden dat later nu is. Nu gaan we de dingen doen die we graag willen.”
Hij vertelt over zijn broers: een werd maar 36, de andere twee 54 jaar oud. Vorig jaar net voor de Kerst overleed een vierde broer, die 73 werd. Ook zijn vader heeft Zonnenberg al jong verloren: die overleed op 67-jarige leeftijd.
De dood is nooit ver weg tijdens uw leven. Wat doet dat met u?
„Ook tijdens die momenten houden muziek en liederen me op de been. In muziek kan ik me uiten. Mijn vader overleed ’s middags; ’s avonds heb ik toen –in overleg met mijn moeder– een koorrepetitie geleid. En een paar dagen voor de begrafenis van mijn broer afgelopen Kerst dirigeerde ik een concert in de Doelen. Je bent niet met verkeerde dingen bezig, hè. Voor mij hoorde dat bij het verwerkingsproces. Onvoorstelbaar hoe de liederen toen bij me binnenkwamen, alsof ze allemaal op het overlijden sloegen. Ik heb nooit God de schuld gegeven. Wat ik heb meegemaakt, heeft mijn geloof verdiept. Ik sta er juist steviger in.”
Uw vader overleed kort na zijn pensionering. Nu gaat u met pensioen.
„Ja, dat zit allemaal in je hoofd. Voor hem is er nooit een later gekomen. Mijn drie andere broers hebben ook geen later gehad. Dat heeft allemaal meegespeeld in mijn keuze om te stoppen bij de EO.”
Een week voor dit gesprek heeft Zonnenberg zijn afscheidsdiner bij de EO gehad. Collega’s haalden herinneringen op en typeerden hem in een aantal speeches.
Wat zeiden ze over u?
„Dat ik heel collegiaal ben, altijd vriendelijk naar collega’s en musici. Dat ze dat onderstrepen vond ik bijna vreemd, omdat het voor mij zo normaal is. Ik houd van mensen; dat heb ik niet gespeeld.”
Hoe kwamen hun woorden bij u binnen?
„Ik vond het moeilijk te horen. Het was confronterend. Ik dacht steeds: o ja, het gaat over mij. Pas later drongen hun woorden echt tot me door. Ik zat tijdens dat diner in een soort cocon, omdat ik mijn energie nog moet verdelen. Een paar dagen later, toen ik ook via Facebook honderden mooie reacties binnenkreeg, heb ik voor het eerst zitten huilen. Er is toch wel iets afgesloten. Het was net of die reacties bij mijn afscheidsdienst hoorden, alleen maakte ik die nu zelf nog mee. Toen dacht ik: ik ben eigenlijk wel heel gelukkig. Ik heb veel mensen blij kunnen maken. Dat is mijn missie: mensen blij maken. En dat kan ook met muziek.”