Rutte IV valt over asiel
Het kabinet Rutte IV is vrijdag ten val gekomen. De crisis, die zich woensdag aandiende over het asielbeleid, leek donderdag even te zijn bezworen. Maar toen het asielberaad vrijdag weer werd hervat, was het na enkele uren overleg toch einde oefening.
Aan de basis van de val ligt het gemor dat vorig jaar in de VVD de kop opstak over de prestaties van Rutte IV. Rechtse leden oordeelden dat Rutte in zijn vierde kabinet te veel zijn oren liet hangen naar D66. Mede daardoor zou de asielkoers van de VVD onherkenbaar zijn geworden. Op een ledencongres in november werden moties aangenomen die Rutte opdroegen daar wat aan te doen. De premier beloofde zijn achterban vervolgens dat hij zich daar persoonlijk mee zou bemoeien.
Op het laatste ledencongres in juni zette VVD-fractievoorzitter Hermans de zaak op scherp. Ze riep in herinnering dat de VVD in de Tweede Kamer had ingestemd met een wet waarmee het Rijk gemeenten medeverantwoordelijk maakt voor de opvang van asielzoekers. De fractie had daar destijds wel voorwaarden aan verbonden: in het kabinet zou de VVD gaan zorgen voor aanvullend beleid om beter grip te krijgen op de asielinstroom.
Waar bleef dat beleid, wilde Hermans in juni van Rutte weten. Ze sloot haar oproep af met de woorden: „Mark, schiet op.”
Die aansporing miste zijn uitwerking niet. Woensdag schoof Rutte aan bij een werkgroepje uit het kabinet dat onder leiding van justitieminister Yeşilgöz al een paar maanden nadacht over maatregelen om de asielstroom in te dammen. Opeens was het menens. Kort en bondig formuleerde Rutte zijn eisen. Nederland moest switchen naar een asielstelsel dat onderscheid maakt tussen vluchtelingen –degenen die vervolging hebben te duchten op grond van bijvoorbeeld ras, godsdienst, nationaliteit of politieke overtuiging– en mensen die in aanmerking komen voor een zogenaamde subsidiaire beschermingsgrond. Die laatsten zouden na een eerste ingewilligd asielverzoek voortaan eerder een herbeoordeling krijgen met als mogelijk gevolg dat ze al na een paar jaar weer worden teruggestuurd.
Daar bleef het niet bij. Een dergelijk stelsel biedt ook de mogelijkheid om het recht op gezinshereniging voor mensen met een subsidiaire beschermingsgrond fors aan te scherpen. Verschillende landen, waaronder Duitsland, maken daar ruimhartig gebruik van. Daar is het recht op gezinshereniging voor deze categorie sinds 1 augustus 2018 beperkt tot 1000 statushouders per maand.
De eis van Rutte dat ook Nederland die kant op zou moeten, sloeg woensdag bij ChristenUnie en D66 in als een bom. Zeker toen Rutte eraan toevoegde dat een besluit daarover uiterlijk deze week moest vallen.
Donderdag bliezen de vier partijen alsnog stoom af en kreeg VVD-asielstaatssecretaris Eric van der Burg de taak een compromis te smeden. Dat oogde fragiel. De gezinshereniging zou in principe ongemoeid blijven, maar in de nieuwe Vreemdelingenwet zou een noodknop worden ingebouwd: bij bijzondere omstandigheden konden aanvragen worden geparkeerd. In de ministerraad kreeg het voorstel een lauwe ontvangst.
Zo lauw dat even na 20.00 uur de vlag op het Binnenhof werd gestreken: het op 10 januari 2022 beëdigde kabinet-Rutte IV had opgehouden te bestaan.