Nieuwe woorden in ”1773” veelal te danken aan ”Laus Deo” en Voet
Is het de psalmberijming van 1773 die de Nederlandse taal met een aantal nieuwe woorden heeft verrijkt? Of stonden die uitdrukkingen al in de bundels waaruit destijds moest worden geput? Vooral het laatste.
Taalkundige prof. dr. Nicoline van der Sijs (Radboud Universiteit Nijmegen) deed in het kader van de 250e verjaardag van de berijming van 1773 een interessant onderzoekje. Ze ging, op verzoek van het Nederlands Dagblad, na welke woorden en uitdrukkingen in er in dit psalmboek voor het eerst werden gebruikt. In dat kader stelde ze een ”gelegenheidswoordenboekje” samen –te vinden op de site van het Instituut voor de Nederlandse Taal– waarin ze 62 woorden en uitdrukkingen samenbrengt die volgens haar in de berijming van 1773 voor het eerst voorkomen. Woorden als ”schuldbesef” en ”zielsbenauwdheid” en uitdrukkingen als ”bij het klimmen der jaren” en ”stromen van zegen” zouden door de berijmers van ”1773” zijn gesmeed, zo was zaterdag in het ND te lezen – en het Reformatorisch Dagblad nam daar een gedeelte van over.
Overigens is Van der Sijs in het oorspronkelijke stuk minder stellig dan in het ND-artikel. „De bovenstaande 62 woorden en uitdrukkingen zijn, voor zover ik kan beoordelen, de talige vernieuwingen die ”Het Boek der Psalmen” heeft geïntroduceerd of verbreid”, schrijft ze als conclusie in haar ”gelegenheidswoordenboekje”.
Dat laatste, dat de psalmberijming deze woorden een brede verspreiding heeft gegeven, is moeilijk te ontkennen. Maar het punt is dat de meeste woorden die Van der Sijs noemt geen uitvindingen van de psalmberijmers van 1773 zijn geweest. Die credits zijn toch echt voor anderen: namelijk voor de dichters die de bundels maakten en waaruit de commissie van 1773 mocht putten.
Zoals bekend, werd er in 1773 geen compleet nieuwe berijming gemaakt. De afgevaardigde predikanten die in het Mauritshuis in Den Haag een halfjaar lang aan het project werkten, kregen als opdracht bij elke psalm een keus te maken uit drie bestaande berijmingen. Voor in elke uitgave met de psalmen van 1773 staan ze opgesomd: de berijming van Hendrik Ghysen uit 1686, de berijming van het dichtgenootschap ”Laus Deo, salus populo” uit 1761 en de berijming van Johannes Eusebius Voet uit 1764. Vervolgens schaafde de commissie nog wel het nodige –en soms veel– aan de oorspronkelijke teksten. Maar ze lieten ook veel uit de oorspronkelijke teksten intact.
Flonkervuur
We moeten dus altijd terug naar deze bronbundels om te achterhalen wat er in 1773 nieuw is en wat de commissieleden gewoon overnamen. Als het dan gaat om de ‘nieuwe’ woorden en uitdrukkingen die Van der Sijs heeft vastgesteld, dan blijkt dat de meeste daarvan al in de bronbundels te vinden zijn.
Een paar voorbeelden. De aanduiding van God als ”Alzegenaar” (Psalm 34:4) komt uit de pen van het genootschap ”Laus Deo, salus populo”. Dat geldt ook voor de woorden ”flonkervuur” (Psalm 33:3), ”wonderstem” (Psalm 29:3), ”Alvermogen” (Psalm 105:8), ”zielsbenauwdheid” (Psalm 46:1), ”Hemelheer” (Psalm 35:1) en ”jammerstaat” (Psalm 13:1). En ook de zinsnede ”By ’t klimmen myner jaaren!” (Psalm 71:12) staat toch echt al in de bundel uit 1761.
Hetzelfde geldt voor woorden en uitdrukkingen in psalmen die de commissie aan de berijming van Johannes Eusebius Voet ontleent. Frasen als ”Waar liefde woont” (Psalm 133:3), ”als kaf dat wegstuift voor de wind” (Psalm 1:3) en ”stromen van zegen” (Psalm 21:3) en woorden als ”schuldbesef” (Psalm 51:9), ”Oppermajesteit” (Psalm 118:1), ”verborgen omgang” (Psalm 25:7), ”wederhorig kroost” (Psalm 68:9) en ”jammervloed” (Psalm 124:2): het zijn allemaal vondsten van Voet.
Een paar uitdrukkingen die Van der Sijs noemt (zoals ”volheid van ’t gemoed”, ”afgepeinsd hart”, ”heilgoed” en ”stroom van ongerechtigheden”) komen niet in de bronbundels voor en zijn dus inderdaad nieuwe creaties van de Haagse commissie. Maar het grootste deel van de voorbeelden is in 1773 dus al zo’n tien jaar oud en komt uit de koker van ”Laus Deo” en –vooral– Voet.
Vleugels
Uiteraard, de berijming van 1773 heeft deze ‘nieuwe’ uitdrukkingen vleugels gegeven en ervoor gezorgd dat ze breed ingeburgerd raakten. Maar de eer ze gemunt te hebben, die komt anderen toe.
Blijkbaar zijn de bronbundels van de berijming van 1773 tot nu toe buiten beeld in het onderzoek naar de taalkundige kant van de ”oude berijming”. Dit jubileumjaar is een mooie aanleiding om daar snel verandering in te brengen.