Excuses slavernij kwamen niet onverwacht, maar zijn ook niet onomstreden
De excuses voor het slavernijverleden die koning Willem-Alexander zaterdag aanbood, kwamen niet onverwacht. Ze zijn ook niet onomstreden.
Zaterdag was het 150 jaar geleden dat feitelijk een einde kwam aan de slavernij onder Nederlands bewind. De slaven waren tien jaar eerder al vrijgelaten, maar ze werden verplicht nog tien jaar op de plantages te blijven werken.
Tien jaar geleden was de koning bij de herdenking in het Amsterdamse Oosterpark, maar voerde hij niet het woord. Nu wel. Algemeen werd al verwacht dat de koning de verontschuldigingen zou herhalen die premier Rutte op 19 december uitsprak „voor het handelen van de Nederlandse staat in het verleden. Postuum aan alle tot slaaf gemaakten die wereldwijd onder dat handelen hebben geleden. Aan hun dochters en zonen en al hun nazaten tot in het hier en nu.” Bij het Kwakoemonument in de Surinaamse hoofdstad Paramaribo onderstreepte minister Hoekstra van Buitenlandse Zaken deze excuses zaterdag.
In zijn kersttoespraak –zes dagen na de excuses van de premier– ging de koning ook al op de kwestie in: „Voor wat er toen aan onmenselijks is aangericht in de levens van mannen, vrouwen en kinderen, draagt nu niemand de schuld. Maar door ons gezamenlijke verleden eerlijk onder ogen te zien en de misdaad tegen de menselijkheid die de slavernij was te erkennen, leggen we wél een fundament onder een gezamenlijke toekomst.”
Aan de excuses van premier Rutte ging echter veel rumoer vooraf. Zes Surinaamse organisaties stapten zelfs naar de rechter omdat ze niet tevreden waren over datum en vorm van de excuses. In het Catshuis werd intensief met nazaten van slaven overlegd, omdat zij zich er te weinig bij betrokken voelden. Vicepremier Kaag reisde ervoor naar Suriname. Vanuit Suriname en de Antillen werd kwijtschelding van alle schulden geëist. Pijnpunt is ook dat de slavernij nu nog lijkt door te werken in de manier waarop de samenleving omgaat met mensen met een andere etnische afkomst en huidskleur. Zwarte Piet zou voorgoed uit Nederland moeten verdwijnen.
Anderzijds vindt een deel van de Nederlanders excuses overbodig of te ver gaan. Moet je zo wroeten in een verleden dat ver achter ons ligt? Kan het verleden niet erkend worden zonder er excuses aan te verbinden? Kun je wel verontschuldigingen aanbieden voor de fouten van anderen? Moet je over het verleden oordelen vanuit een heel andere context dan destijds? Is het niet deel van een hedendaagse excuuscultuur? Als je voor van alles excuses aanbiedt, neemt de betekenis ervan niet af? Wordt niet voorbijgezien aan hedendaagse vormen van slavernij? Welke consequenties, ook financieel, verbind je aan excuses? Moet 1 juli –voor de Surinamers: Ketikoti– een feestdag worden, of zelfs een vrije dag?
Excuses worden echter gezien als belangrijk voor verwerking van het verleden. Ze maken ruimte voor herstel. Het kabinet heeft 200 miljoen euro gereserveerd voor bewustwording in ons land en 29 miljoen voor een museum over het slavernijverleden. De linkse partijen in de Tweede Kamer willen herstelbetalingen aan nakomelingen van slaven; andere fracties vinden dat veel te ver gaan en ook het kabinet wijst deze af.
Inmiddels lieten provincies en gemeenten onderzoek doen naar hun aandeel in de slavenhandel en ook zij kwamen met excuses. Ook in andere West-Europese landen speelt de kwestie en is er verschil in visie. Precies op de dag dat premier Rutte excuses aanbood, besloot België dat níét te doen. Een deel van het Belgische parlement vindt excuses daarvoor een stap te ver gaan. Volgens Belgische media deelt de koning die mening.
Eerder wees Spanje een verzoek van Mexico om excuses af. „Wij gaan geen excuses aan de Fransen vragen voor de invasie door Napoleons soldaten, of de Fransen aan de Italianen vanwege de verovering van Gallië door Julius Caesar”, zei een Spaanse minister. In het Verenigd Koninkrijk klonken wel excuses: van de Anglicaanse Kerk in 2006, van premier Blair in 2007, van de centrale bank in 2020. Kort voordat kroonprins Charles koning werd, zei hij: „De diepte van mijn persoonlijke verdriet over het lijden van zovelen is niet te beschrijven. Ik zal mijn kennis over de blijvende impact van de slavernij blijven verdiepen.”