Praktijkonderwijs: scholier bloeit op van leren met de handen
Ze kweken bessen en frambozen. Ze verzorgen kippen en konijnen. Ze vervaardigen kasten en buitenkeukens. Eén ding is helder: op het praktijkonderwijs (PrO) leren scholieren door te doen. Een blik achter de deuren van een onderwijssector die 25 jaar bestaat.
„Ah nee”, verzucht tweedeklasser Sophie. Giechelend staart de leerling naar de grond. Met de punt van haar mes wijst ze naar de abrikozenpit die zojuist van haar snijplank op de blinkend schone lokaalvloer belandde. „Zo heb ik het je niet aangeleerd hoor”, zegt Tjerk van Dijk, docent horeca en voeding, lachend tegen de scholiere. „De boel wel een beetje netjes houden, hè.” Pit in de prullenbak. Probleem opgelost.
Negen snijplanken liggen keurig in het gelid op een van de aanrechtblokken in het lokaal van Van Dijk op de praktijkafdeling van het Van Lodenstein College (VLC) in Ede. Een kistje abrikozen voegt een vleugje zomergeur aan de ruimte toe. Geplastificeerde A4’tjes met een recept voor vruchtengebakjes maken duidelijk wat er straks uit de oven komt.
Terwijl Van Dijk zich binnen met zijn leerlingen stort op het in nette, even grote partjes snijden van de steenvruchten, leert groendocent Reynier Kooijmans buiten een groep jongens hoe ze een shovel moeten bedienen. Het zestal tieners is uitgerust met stevige werkschoenen. „Eigenlijk kan ik dit al”, zegt een van de leerlingen trots, terwijl hij de vorderingen van z’n klasgenoot in de gaten houdt. „Het is gewoon best makkelijk.”
Drie meiden kijken toe. Niets voor hen, dat rijden op zo’n shovel, is de gezamenlijkeconclusie van de derdeklassers. Ze gaan liever koken of ramen lappen.
Kruiden
Op de VLC-locatie voor praktijkonderwijs in Ede ademt alles de sfeer van dóén. Dat begint al bij de muren van de school. In de aula prijkt een meer dan levensgrote plaat van een trekker aan de muur. „Het is overigens erg belangrijk dat alle details op zo’n afbeelding kloppen”, zegt groendocent Kooijmans lachend. „De jongens willen namelijk precies weten wat voor type tractor dat dan is. Dat zorgt dus nogal eens voor gespreksstof.”
Wie door de ramen aan de achterkant van de aula naar buiten kijkt, ziet geen betegeld schoolplein, maar een moestuin met kruidenplanten en vruchtenstruiken. Van zaaien tot oogsten: de scholieren zijn bij het hele proces betrokken. Uiteindelijk verwerken de leerlingen een deel van de oogst bij het vak horeca tot jam. De kruiden gaan eveneens regelrecht de schoolpannen in.
Juist dat alles „lekker praktisch” is, maakt het PrO zo leuk, vinden tweedeklassers Sophie uit Lienden en Lisa uit Barneveld. „Hier hoef ik niet de hele dag stil te zitten en na te denken”, zegt Lisa. „Op de basisschool was dat wel vaak zo en vond ik alles best moeilijk. Ik ben veel beter in dingen doen dan in leren uit een boek.”
Beide meiden vinden de vakken horeca en verzorging het leukst. Ook het verzorgen van de dieren bij het vak groen scoort hoog. „We hebben hier kippen, cavia’s, konijnen en vogels”, somt Sophie op. „En een paar jaar geleden liep in de wei op het schoolplein zelfs een schaap.”
Metselen
Het praktijkonderwijs –in de volksmond beter bekend als PrO– bestaat dit jaar een kwarteeuw. Van een sector die startte met het doel om jongeren klaar te stomen voor de arbeidsmarkt, is het PrO uitgegroeid tot een volwaardige onderwijsvorm binnen het voortgezet onderwijs (vo) (Zie: ”Praktijkonderwijs als voorbeeld voor inclusief onderwijs”).
Kenmerkend voor het praktijkonderwijs is volgens Kooijmans –inmiddels 25 jaar docent op de Edese locatie– dat het PrO zich focust op wat iedere leerling wél kan. Daarnaast gaat het praktijkonderwijs uit van het feit dat scholieren leren door te doen. „Iedereen is ergens goed in en heeft iets waar hij of zij enthousiast van wordt”, legt de docent groen uit. „Wij proberen samen met de leerlingen en ouders te ontdekken wat de mogelijkheden van de jongere zijn. Daarop stemmen we ons onderwijs af.”
Dat betekent les in kleine groepjes, werken op een tempo dat voor de leerling haalbaar is en extra aandacht en begeleiding als dat nodig is. Ook besteedt het PrO relatief veel aandacht aan zaken als samenwerking, omgaan met winst en verlies, communicatie en groepsvorming. „Zo proberen we een leerling klaar te stomen voor een plek in de maatschappij.”
Kooijmans merkt dat PrO-leerlingen vaak behoorlijk onzeker zijn als ze vanuit het basisonderwijs het PrO binnenstromen. Dat is volgens hem niet zo gek. „Het doet wat met je als je jarenlang het niveau van de klas vaak niet kon bijbenen en je jezelf altijd de slechtste van de groep hebt gevoeld. Dat is doorgaans niet erg goed voor je eigenwaarde.”
Plantennamen
Het vergroten van het zelfvertrouwen van scholieren is daarom een belangrijk doel in de eerste jaren op het praktijkonderwijs.
Kooijmans merkt vaak aan kleine dingen of dat lukt. Bijvoorbeeld als een scholier vraagt of hij meer plantennamen mag leren. Of als hij een veiligheidscertificaat wil halen. Of als hij opeens in de kleding van zijn stagebedrijf naar school komt. „Al die zaken laten zien dat onze scholieren stapje voor stapje meer initiatief nemen en meer vertrouwen krijgen in hun eigen kunnen. Ze bloeien hier op. Ook na 25 jaar vind ik dat nog steeds prachtig om te zien.”
Zorg
Anders dan in andere sectoren binnen het voortgezet onderwijs vormen stages een belangrijk onderdeel van het lesprogramma. Alle leerlingen gaan vanaf het derde jaar meerdere dagen per week buiten de schooldeur aan de slag. Van verhuisbedrijven tot kwekerijen: de school heeft een netwerk van meer dan duizend bedrijven in de regio.
„Uiteindelijk werken we ernaartoe dat iedere leerling de school verlaat met een arbeidsovereenkomst op zak”, zegt stagecoördinator Reijer Floor. In de bouw, techniek of de groensector is het doorgaans geen probleem om leerlingen te plaatsen, constateert hij. In de zorg of de kinderopvang is dat vaak een stuk lastiger. „Als leerlingen daar aan de slag willen, hebben ze vaak minimaal mbo3-niveau nodig. Dat is voor onze scholieren doorgaans echter te hoog gegrepen.”
Daardoor gebeurt het regelmatig dat een leerling die graag in de zorg wil werken, uiteindelijk noodgedwongen terechtkomt in een andere sector, zoals de retail. En dat is jammer, vindt Floor. „In de zorgsector zijn grote tekorten. Hier op school lopen meiden met gouden handen rond die maar wat graag hun steentje willen bijdragen. Het zou goed zijn als we met alle betrokkenen zouden nadenken over manieren waarop ze dat ook daadwerkelijk kunnen doen.”