In het Noord-Hollandse Diemen is opschudding ontstaan over een fietstunnel omdat de helling te steil zou zijn voor sommige gebruikers. Hebben we collectief last van knikkende knieën en bibberende benen?
De tweeweekse meivakantie brachten we dit jaar door in een huisje in de Elzas met prachtig uitzicht op een dal, maar zonder WiFi. Om mijn mail te checken en overboekingen te doen, was ik aangewezen op het gratis netwerk in de plaatselijke supermarkt waar ik om de paar dagen even plaatsnam op een bankje.
Het gevolg was dat mijn schermtijd gemiddeld slechts vier minuten per dag bedroeg, terwijl ik soms vijf uur achtereen op de fiets zat of eindeloos lange wandelingen maakte. Aan sociale media deed ik niet, hoewel ik één ochtend toch niet de verleiding kon weerstaan om heel eventjes op Twitter te kijken. Het eerste bericht waar ik op stuitte was ophef rondom een fietstunneltje in Diemen vanwege het hellingspercentage van 4 procent.
Nu was ik juist een paar dagen eerder de Col de la Schlucht op gefietst, een 1139 meter hoge bergpas met een gemiddeld hellingspercentage van 4,3 procent. Dat getal zegt de meeste mensen waarschijnlijk niet zoveel, maar voor kenners geldt dat als een relatief lichte klim waarbij een gemiddelde snelheid van 15 kilometer per uur gemakkelijk haalbaar is. Even verderop ligt de beruchte Col du Platzerwasel waar steile stukken in zitten van wel 9 of zelfs 10 procent.
U begrijpt dat ik wat laconiek reageerde op deze commotie, want wat is een eenvoudige onderdoorgang vergeleken met een kronkelroute waarbij de weg vijftien kilometer lang alleen maar omhoog gaat? Wellicht stelt u zich bij een ontspannen vakantie iets heel anders voor, maar mijn voorbeeld laat zien dat je zelfs als zestig-plusser in staat bent op eigen kracht bergflanken te trotseren.
Natuurlijk is niet ieder mens gezegend met een goede gezondheid of even goed ter been, maar ik zie vaak genoeg jonge mensen van de fiets stappen voor een viaduct of een brug om lopend hun weg te vervolgen. Vraag is of je daar als beleidsmaker voor moet buigen of dat je eerder zou moeten inzetten op het bestrijden van bewegingsarmoede en het bevorderen van gezonde eet- en leefgewoonten.
Net zoals een burgemeester in zekere zin een burgervader is, zo is de overheid tevens een soort opvoeder. Iedere ouder weet dat je geen zelfstandige, volwaardige volwassenen kweekt zonder af en toe tegen je kinderen te zeggen dat ze niet moeten zeuren, zich niet moeten aanstellen en niet kinderachtig moeten doen. Ook dienen ze te wennen aan het idee dat je zo nu en dan gewoon pech hebt en maar op eigen houtje naar een andere oplossing moet zoeken of je verlies moet nemen.
Het is een nobel streven om de samenleving laagdrempelig en voor iedereen toegankelijk te houden, maar soms is iets ook gewoon een gepasseerd station of een onneembare hindernis. Omgekeerd laat dit voorbeeld zien hoe slecht het is gesteld met de mentaliteit, de fysieke conditie en de weerbaarheid van de gemiddelde Nederlander, voor wie zelfs de geringste lichamelijke inspanning al teveel gevraagd is en onvermijdelijk gepaard gaat met het nodige gezucht en gesteun.
De auteur is publicist. Reageren? hormann@refdag.nl.