Hank Arnoldussen, Canadees met hart voor Israël
Om geestelijke gesprekken met Nederlandse immigranten te kunnen voeren, luisterde de Canadees Hank Arnoldussen (64) honderden prekenbandjes. Om de taal te leren. Sindsdien zijn de Nederlandse psalmen hem dierbaar. „Ze raken m’n hart.”
Eigenlijk moet hij er weinig van weten, een persoonlijk interview. De nacht na het gesprek slaapt Hank Arnoldussen (64) er slecht van. „Ik heb veel te veel gezegd”, laat hij de volgende ochtend telefonisch weten.
Het tekent de bescheiden man, die onder veel Nederlandse immigranten in Canada bekendheid geniet vanwege zijn grote inzet voor christenen in Israël, zijn grote gezin en zijn grote autobedrijf. Op enkele vragen geeft hij liever geen antwoord. Wat er in zijn ziel omgaat, deelt hij liever niet met het grote publiek. „Je wordt zo snel de vromepoppenkastjongen”, is een van de Nederlandse zinnetjes die hij zegt tijdens het gesprek, dat verder in het Engels gevoerd wordt.
Het interview heeft plaats in de woonkamer van het huis dat Arnoldussen 35 jaar geleden liet bouwen. Het staat op een schitterende plek, even buiten Fort Macleod, een dorp aan de voet van de foothills – het heuvelachtige gebied dat de Rocky Mountains van de hoogvlakte scheidt. Het is de plaats waar zijn ouders in 1948 vanuit Nederland naartoe emigreerden. „Ze waren een van de eerste immigranten van de tweede golf. In de jaren 20 was er een eerste golf geweest, vooral van christelijke gereformeerden”, vertelt Arnoldussen vanuit zijn luie stoel. „Ons gezin was na de immigratie thuislezend. Drie jaar later, in 1951, hebben mijn ouders met een groep andere thuislezers de eerste gemeente van de Netherlands Reformed Congregations (zusterkerk van de GG, CK) in deze omgeving gesticht, in Lethbridge.”
Waarom emigreerden uw ouders naar Canada?
„Mijn vader zat tijdens de Tweede Wereldoorlog in het verzet. Hij heeft daar heel veel meegemaakt. Zodanig dat hij er nooit over sprak. Tegenwoordig zou hij gediagnosticeerd worden met een posttraumatische stressstoornis. In een poging de ellende achter zich te laten, is hij naar Canada gegaan. Maar hij nam de innerlijke schade mee. Daardoor kwam zijn oude kracht nooit meer helemaal terug. Hij is relatief jong overleden, op 58-jarige leeftijd.”
En uw moeder?
„Zij was de ruggengraat van ons gezin. Als je in het woordenboek zoekt op ”perfecte moeder”, dan zie je een beschrijving van mijn moeder. Ze was de belichaming van liefde. Een godvrezende vrouw. Ze gaf op een zachtmoedige manier sturing aan het grote gezin; ze had negen kinderen, van wie ik de jongste ben. Als ik aan mijn ouderlijk huis denk, herinner ik me niets dan vriendelijkheid, liefde, warmte, veiligheid. Als je in zo’n harmonieuze situatie mag opgroeien, ben je een bevoorrecht mens.
Toen we dit huis bouwden, stelde mijn vrouw voor om er een huisje voor moeder naast te bouwen. Dat aanbod nam ze met beide handen aan. Na veertien jaar moest ze naar verzorgingshuis Bethesda in Picture Butte. Daar is ze op 91-jarige leeftijd overleden. Ze mocht een goede ruil doen, daar twijfel ik geen seconde aan.”
Werd er in het gezin Nederlands of Engels gesproken?
„Mijn moeder sprak Nederlands, wij reageerden in het Engels. Met mijn vader, zes zussen en twee broers spraken we altijd Engels.”
Op het tafeltje naast uw stoel liggen enkele Nederlandse boeken, zoals ”De stad van mijn vaderen” van ds. A. Moerkerken en ”Breed óf smal” van ds. J. de Kok. Die kunt u nog wel lezen?
„Ik kan wel een beetje Nederlands”, antwoordt Arnoldussen met een sterk Engels accent. „Maar dat heb ik mezelf aangeleerd.”
Waarom?
„Er was een tijd in mijn leven dat zaken die tot dan toe geen waarde voor me hadden een grote waarde kregen, als je begrijpt wat ik bedoel. Toen kwam er de behoefte om kinderen van God te bezoeken. Bij mijn moeder kwam regelmatig een ouder echtpaar. Ze praatten dan over geestelijke zaken. Ik wilde hen graag eens spreken, maar ze konden alleen Nederlands. Daarom ben ik heel veel cassettebandjes met Nederlandstalige preken gaan luisteren. Op die manier leerde ik de taal, vooral het kerkelijke vocabulaire.
Later kreeg ik een boezemvriend die ook Nederlandstalig is, een oudere man. We bellen nog steeds elke zaterdagavond. We zijn een vreemde combinatie. Hij is een heel godvrezende, ootmoedige man. En ik? Ik weet eigenlijk niet wat ik ben. Maar de Heere heeft ons die vriendschap gegeven, dertig jaar geleden. Via een autoverkoop leerden we elkaar kennen.”
Auto’s verkopen is uw werk. U bent eigenaar van Scougall Motors, een groot bedrijf dat nieuwe en tweedehands Chevrolets, GMC’s en Buicks verkoopt. Hoe bent u dat geworden?
„Al op jonge leeftijd had ik de drive om dingen te verkopen. Dat zit in mijn DNA. Als kind verkocht ik rookmelders, kerstkaarten, brandblussers, kranten, van alles.
Toen ik 15 jaar oud was, kocht ik mijn eerste auto. Die verkocht ik na enige tijd weer en kocht er een andere voor in de plaats. Dat herhaalde zich steeds. Voordat ik op mijn 19e als autohandelaar begon, had ik al 44 auto’s verkocht. Niet om er rijk van te worden, maar om het ondernemerschap uit te leven. Ik geef niet veel om geld, maar geniet van het verdienen ervan.
In 1978 ging ik als onderdelenjongen bij Scougall Motors werken. Ruim een halfjaar later kwam er een vacature voor autoverkoper. In mijn vrije tijd deed ik dat al privé, dus ik wilde die baan heel graag. Gelukkig namen ze mij voor die functie aan. Daarna werd ik verkoopmanager van tweedehandsauto’s, een aantal jaar later van nieuwe auto’s. En in 1989 deed de mogelijkheid zich voor om het bedrijf te kopen. Eigenlijk had ik er het geld niet voor, want we hadden net dit huis laten bouwen en inmiddels hadden we een heel stel jonge kinderen. Maar op een bijzondere manier is het toch mogelijk geworden.
Inmiddels zitten drie zoons van me ook in het bedrijf.”
Dat zijn drie van uw zestien kinderen. Mensen die niet uit een groot gezin komen, zullen zich afvragen: hoe voed je zo veel kinderen op?
„Met veel tekortkomingen, maar ook met blijdschap. Het is echt weleens een uitdaging, maar mijn moeder zei altijd: „Je moet veel liefde geven, want tegen liefde kunnen ze niet vechten.” Dat is echt ons opvoedmodel geweest.
Over het algemeen hebben we veel reden om dankbaar te zijn voor hoe onze kinderen zijn terechtgekomen en voor de levensgezellen die ze gekregen hebben. Het is een groot voorrecht dat de relatie met iedereen goed is.”
Terwijl zijn vrouw, Stella, de woonkamer in komt lopen: „Mijn vrouw is, net als mijn moeder dat was, echt de ruggengraat van ons gezin.” Waarop zij lachend reageert: „Maar mijn vrouw wil absoluut niet genoemd worden in dit artikel.”
Een groot gezin en een groot bedrijf zullen de nodige tijd vragen. Is er nog ruimte voor ontspanning?
„Muziek is een belangrijk onderdeel van mijn leven. Ik kan het zelf niet maken, maar ernaar luisteren doe ik erg graag. Onderweg, maar ook gewoon hier in m’n stoel. Door het luisteren naar die cassettebandjes ben ik de Nederlandse psalmversjes erg gaan waarderen. Ik ken er heel veel uit mijn hoofd. Het is echt de mooiste muziek die er is, als het rustig en op hele noten gezongen wordt. Ik luister graag naar het orgelspel van Pieter Heykoop, een goede vriend van me.”
Hoe raakt een Canadees bevriend met een Nederlandse organist?
„Mijn vrouw en ik kennen ds. C. Sonnevelt en zijn vrouw goed, vanwege onze gezamenlijke betrokkenheid op Israël. Toen hij predikant in Krabbendijke werd, zijn we naar Nederland gevlogen voor de intrededienst. Met z’n vieren werden we door Pieter Heykoop uitgenodigd om te komen eten in het restaurant dat hij tot vorig jaar in Kapelle runde, de Heyzon. Tijdens het dessert nam hij plaats achter het orgel en begon Psalm 19 te spelen. „Des Heeren vrees is rein.” Het raakte me diep.
De volgende dag zat Pieter achter me in de kerk in Krabbendijke. Ik nam een stukje papier uit mijn zak en schreef erop: „Gisteravond ben je in mijn hart gekropen.” Er ontstond een speciale vriendschap. Met zijn vrouw Janine is hij vaak in Canada geweest. En hij helpt ook weleens mee met een inzamelingsactie voor Ezra for Israel.”
Dat is de stichting die u oprichtte voor hulp aan christenen en Messiasbelijdende Joden in Israël. Hoe raakte u daarbij betrokken?
„Mijn vrouw en ik zijn in 2009 op uitnodiging van ds. Sonnevelt en zijn vrouw naar Israël geweest. Daar is de liefde voor het Joodse volk en hun land geboren. Er ontstond toen ook de droom om een soort Noord-Amerikaans deputaatschap voor Israël op te richten. In 2010 hebben wij een groep leerkrachten en ambtsdragers uitgenodigd voor een reis naar Israël, om hun ook de liefde voor het verbondsvolk en het land van de Bijbel bij te brengen. In datzelfde jaar is Ezra for Israel opgericht.”
Was daar een specifieke aanleiding voor?
„We bezochten in 2009 onder andere de Messiasbelijdende Grace and Truth-gemeente in Gedera, 40 kilometer ten westen van Jeruzalem. Die gemeente was bezig met de bouw van een nieuw kerkgebouw, maar ondervond daarbij heel veel tegenslag. Er was geen geld en de overheid lag dwars. Het gebouw was half af toen we erdoor liepen; de bouw lag al jaren stil. Hier en daar lagen uitwerpselen van honden. Heel triest.
Deze zaak liet me niet meer los. Thuis las ik Romeinen 15, waarin het onder meer gaat over de handreiking die de gemeenten van Macedonië en Achaje aan de christenen in Jeruzalem deden. Vers 27 werd me op het hart gebonden: „Want het heeft hun zo goedgedacht; ook zijn zij hun schuldenaars; want indien de heidenen hunner geestelijke goederen deelachtig zijn geworden, zo zijn zij ook schuldig hen van lichamelijke goederen te dienen.” Toen heb ik contact opgenomen met Stichting Steunfonds Israël/Isaac da Costa en met het deputaatschap voor Israël van de Gereformeerde Gemeenten. We besloten samen de schouders onder het project te zetten.
Sindsdien zijn wij geld gaan inzamelen voor de bouw van die kerk. Voor die gelegenheid is Ezra for Israel opgericht. Ezra is het Hebreeuwse woord voor ”hulp”. Wij willen met name Messiasbelijdende Joden een helpende hand bieden.
Vanuit het deputaatschap vroegen ze mij ook of ik zitting wilde nemen in het bouwcomité. Dat heb ik gedaan, samen met een paar mensen uit Nederland die ook het verlangen hadden om de bouw van deze reformatorische kerk te helpen voltooien.
Lang verhaal kort: het gebouw is sinds ruim zes jaar helemaal klaar, en er worden iedere sabbat kerkdiensten gehouden.”
Wat doet de stichting sinds dat project is voltooid?
„Ons belangrijkste project is nu de Yad Nechama-kinderkledingwinkel in Nazareth. Wij betalen alle vaste lasten, geven kleding en verzorgen de transporten. Klanten krijgen een voucher voor een gratis kop koffie bij het Balalaika-koffiehuis in Nazareth. Dat is het inloophuis van de gemeente van ds. M.L. Dekker. Daar proberen ze mensen met het Evangelie in contact te brengen.
Verder organiseren mijn vrouw en ik Ezra for Israel-studiereizen. Die staan formeel gezien los van de stichting, maar we proberen tijdens die reizen mensen liefde voor Israël bij te brengen zodat ze als ambassadeurs van de stichting terugkomen. We hebben nu al meer dan 300 mensen meegenomen; in november hopen we onze achtste reis te doen.”
De aandacht voor Israël is de laatste decennia sterk toegenomen onder christenen in Nederland en Noord-Amerika. Hoe komt dat, denkt u?
„De onveranderlijke God heeft een verbond met Abraham en zijn nageslacht gemaakt. Hij verbreekt Zijn verbond niet, anders zou Hij geen God zijn. Als je de geschiedenis volgt, zie je dat ook: Gods verbond met het Joodse volk gaat door.
We moeten voorzichtig zijn. „It is better to pray than to prophecy” (het is beter om te bidden dan om te profeteren), zei ds. J. Spaans (van 1984 tot aan zijn overlijden in 2009 predikant van de Canadese NRC-gemeente te Norwich, CK) altijd. Maar je moet je hoofd wel heel diep in het zand steken om niet te zien dat er duidelijke tekenen van de eindtijd zijn. Echter, voor Christus terugkomt, zullen alle beloften voor Israël vervuld moeten worden. Zou de Heere christenen uit de heidenen gebruiken voor de vervulling van die beloften? Is die groeiende belangstelling daar een teken van? Het is niet aan ons om dat te bepalen. We moeten God God laten; Hij volvoert Zijn wonderlijke raad. Op ons rust de plicht om onze handen te vouwen en Hem te gehoorzamen.”
U lijkt een gezegende echtgenoot, vader, opa, en zakenman. Kent uw levenspad geen bijzondere krommingen?
Hij denkt een tijdje na, neemt een paar keer een hap adem om een zin te beginnen, maar blaast de lucht ook weer uit en blijft stil. Dan: „Ik wil hier heel voorzichtig mee zijn. De Heere is zo goed voor mij geweest, en dat is zo onverdiend. Ik durf er bijna niet over te praten.”
Na een volgende stilte: „Wat er gebeurd is: ik heb op een wonderlijke manier een vliegtuigcrash overleefd. Ooit heb ik er in een lokaal krantje iets over verteld, onder de voorwaarde dat ze exact zouden opschrijven wat ik vertelde en dat er boven het artikel zou staan: ”Niet ons, o Heere, niet ons, maar Uw Naam geef ere”, de eerste woorden van Psalm 115. Dat hebben ze gedaan.
Student E.C. Adams kwam bij ons preken, doordeweeks. Ik wilde daarbij zijn, maar zat voor zaken in de staat Washington en er waren geen commerciële vluchten die op een geschikte tijd vlogen. Dus ik boekte een vlucht bij iemand met een privévliegtuigje.
We vlogen op 3 kilometer hoogte, ergens boven de bergen. Het toestel belandde in een grote wolk en werd toen met geweld in allerlei richtingen geslingerd. De piloot verloor de controle.
In het vliegtuigje zat een grote parachute. In geval van nood zou die uitgeklapt kunnen worden, waardoor hij de val van de hele kist zou afremmen; een uitvinding waar toen nog weinig toestellen mee uitgerust waren. Toen we in de problemen zaten, maakte de piloot hier gebruik van. Hangend aan de parachute gingen we naar beneden.
In minder dan een minuut waren we bij de grond, een heel steile, rotsachtige berghelling. Was het vliegtuig naar beneden gegleden, dan hadden we het waarschijnlijk niet overleefd. Maar de Heere heeft het zo bestuurd dat de parachute precies op vijf hoge bomen neerkwam; op die manier werd het toestel op z’n plek gehouden. Een groot wonder. Uren later werden we door reddingswerkers gevonden.”
Wat deed die gebeurtenis met u?
„De periode erna was een zware, maar vooral een heel bijzondere tijd, waarin Gods Woord veel tot me sprak. Meer wil ik daar niet over zeggen.”
Bent u daarna nog weleens in een vliegtuig gestapt?
„Ja, het heeft me niet getraumatiseerd. Twee weken later moest ik voor het werk naar Toronto, toen ben ik gewoon in een klein vliegtuigje van Lethbridge naar Calgary gevlogen en vandaar naar het oosten. Sommige mensen vonden dat heel bijzonder. Maar, de Heere heeft me de last van een trauma, of welke vorm van vliegangst dan ook, bespaard. Waarom zou ik mezelf dan dat juk opleggen? Als het nodig is, stap ik zonder angst een vliegtuig in.”
Bent u sowieso een onverschrokken persoon? Maakt u zich niet snel ergens zorgen om?
„Nou, de afgelopen jaren heb ik dat best wel gedaan. Vanwege de houding van christenen tijdens de coronacrisis. Jarenlang heeft de overheid allerlei goddeloze wetten ingevoerd. Abortus is hier toegestaan tot het moment van de geboorte, euthanasie is gelegaliseerd, het hele lhbti-verhaal is omarmd. Wat heeft de overgrote meerderheid van de christenen daartegen gedaan? Ze zeggen: „Vreselijk. Dit is echt verkeerd. Ik zou willen dat de overheid het zo snel mogelijk terugdraait.” En ze gaan weer door met hun leven.
Toen kwam Covid. De regering zei: Je moet afstand houden en we willen dat je in binnenruimtes een mondkapje draagt. Wat zeiden vele refo’s toen? „Een mondkapje! No way!” En ze blokkeerden een grens of keurden die protesten op z’n minst niet af. Waarom? Omdat de overheid met een klein vingertje hun vlees heeft aangeraakt. Waar waren al die mensen toen Góds eer werd aangetast, toen al die antichristelijke wetten werden ingevoerd?
Wat kunnen we verwachten, anders dan dat de Heere ons overlaat aan de hardheid van onze harten? We leven echt in donkere tijden. Als wij, reformatorische christenen, ons drukker maken om onze eigen rechten dan om Gods eer, dan zijn we ver van onze plek.
Eén ding weet ik zeker, dat we allen zondigen in woord, gedachte en daad en in alle dingen tekortschieten. Mijn oude moeder heeft vaak gezegd: „Het zal een wonder wezen als we erbij mogen horen.” Waarachtiger woorden werden nooit gesproken.”