Niet langer volgend jaar in Jeruzalem na stichting Israël
Tweeduizend jaar ballingschap, de inquisitie, de Holocaust en wijdverbreid antisemitisme konden de hoop van het Joodse volk niet wegnemen. Op 14 mei 1948 ging hun wens in vervulling: de stichting van de staat Israël.
„Wij kondigen de vestiging van een Joodse staat af in het land Israël die de naam Israël zal dragen.” Met deze woorden riep David Ben Goerion in Tel Aviv de onafhankelijke staat Israël uit. Niet langer hoefden de Joden in de diaspora elkaar na de grote feesten toe te wensen: „Volgend jaar in Jeruzalem.”
Die eigen staat was er bepaald niet zonder slag of stoot gekomen. Na de verwoesting van de tempel in 70 na Christus werd het Joodse volk verstrooid. Naar alle uithoeken van de aarde, want er is vrijwel geen land ter wereld waar geen Joden wonen.
Hoewel delen van de Joodse gemeenschap –al dan niet gedwongen– opgingen in de bevolking van de landen waar zij terechtkwamen, bleef de wens om weer naar Sion op te gaan door de eeuwen heen steeds levend. De Bijbelse belofte van terugkeer naar het Beloofde Land was diep in het Jodendom en de Joodse identiteit verankerd. Niet voor niets klaagden de Joden in Psalm 137: „Indien ik u vergete, o Jeruzalem! zo vergete mijn rechterhand zichzelve.”
Lange tijd zag het er echter niet naar uit dat de Joden nog ooit naar de erfenis van de aartsvaders zouden weerkeren. In de loop van de geschiedenis zijn diverse pogingen ondernomen om het volk met wortel en tak uit te roeien. Met de Holocaust als absoluut dieptepunt, toen de nazi’s ruim 6 miljoen Joden afslachtten. Alleen maar omdat ze Jood waren. Rond 1800 woonden er nog maar zo’n 25.000 Joden in wat toen nog het Ottomaanse Rijk was, voornamelijk in Jeruzalem en Safed.
Antisemitisme
Tegen het einde van de negentiende eeuw zorgde een sterke opleving van het antisemitisme in Europa echter voor een hernieuwde opleving van het Joodse verlangen om naar Palestina te vertrekken. De eerste alia –letterlijk opgang– bracht zo’n 25.000 Joden naar het Beloofde Land. Zij stichtten daar voornamelijk landbouwnederzettingen, veelal gefinancierd door de rijke familie Rothschild.
De doorbraak van het politieke zionisme was vooral te danken aan de inspanningen van Theodor Herzl. De Oostenrijkse journalist was in Frankrijk getuige geweest van het proces tegen de Joodse officier Alfred Dreyfus, die op valse gronden wegens verraad werd veroordeeld. Het sterkte Herzl in zijn overtuiging dat Europa niet langer een veilige plaats voor Joden was. In zijn boek ”Der Judenstaat” zette hij zijn ideeën over een eigen thuisland voor het Joodse volk uiteen. In 1897 deed hij tijdens het Eerste Zionistische Congres in Basel een dramatische oproep aan de grootmachten om internationale steun voor zijn plannen.
Pas na Herzls dood zette de groei van de Joodse bevolking in Palestina door, zij het nog op betrekkelijk kleine schaal. De Ottomaanse heersers waren beducht voor de Arabische grootgrondbezitters, die een machtige factor in het land vormden en de komst van de Joodse immigranten met gemengde gevoelens bezagen.
In 1917 kwam er een belangrijke politieke doorbraak. De Britse minister van Buitenlandse Zaken, Arthur James Balfour, verklaarde in een brief aan baron Lionel Walter Rothschild dat Hare Majesteits regering positief stond tegenover de stichting van een Nationaal Tehuis voor het Joodse Volk in Palestina en dat zij haar uiterste best zou doen dit project te faciliteren.
Spanningen
Na de Eerste Wereldoorlog en de nederlaag van de Turken ontvingen de Britten van de Volkenbond het mandaat over Palestina. Zij kregen de ondankbare taak om het idee van een Joods thuisland te verenigen met de beloften die zij aan de Arabieren hadden gedaan. Dat leidde al snel tot oplopende spanningen. Tussen Joden en Arabieren, maar ook met de Britse bezettingsmacht.
De Britten stelden quota in voor het aantal nieuwe Joodse immigranten dat zich in Palestina mocht vestigen. Die beperkingen bleken des te bitterder toen na de Tweede Wereldoorlog tienduizenden ontredderde Joden Europa probeerden te ontvluchten. Na de kampen van de nazi’s kwamen zij opnieuw achter prikkeldraad terecht, ditmaal van Britse interneringskampen op Cyprus of in Atlit, in de buurt van Haifa.
In 1947 namen de Verenigde Naties resolutie 181 aan: een delingsplan, dat voorzag in de opdeling van het land in een Joodse en een Arabische staat. De Arabieren verwierpen dat voorstel. En al snel werd duidelijk dat met het vertrek van de Britse bestuurders de strijd om Palestina zou losbarsten.
Op 14 mei 1948, acht uur voor de beëindiging van het Britse mandaat, riep David Ben Goerion de staat Israël uit. Vrijwel direct daarna trokken de legers van vijf Arabische landen op om de kersverse Joodse staat van de kaart te vegen. Wonder boven wonder wisten de Joden stand te houden.
In de daaropvolgende jaren zou Israël nog diverse oorlogen moeten uitvechten om zijn bestaan veilig te stellen. Zoals in 1956, tijdens de Suezcrisis, toen de Egyptische president Gamal Abdel Nasser het Suezkanaal afsloot. In 1967 bracht Israël in zes dagen tijd de legers van de buurlanden een vernietigende slag toe. Ook veroverden Israëlische troepen de Oude Stad van Jeruzalem, zodat Joden voor het eerst weer bij de Klaagmuur konden bidden.
In 1973 ging het bijna mis. Op Grote Verzoendag, toen het openbare leven in Israël vrijwel tot stilstand was gekomen, voerden Egypte en Syrië een verrassingsaanval op de Joodse staat uit. Na felle gevechten –waaronder diverse dramatische tankslagen– wisten de Israëliërs de vijandelijke legers terug te dringen. Naar verluidt bracht Israël zelfs zijn atoomwapens in staat van paraatheid, omdat het zich regelrecht in zijn voortbestaan bedreigd voelde.
In de daaropvolgende jaren kreeg Israël niet meer met een zo grootschalige oorlog te maken. Wel vocht de Joodse staat diverse conflicten met strijdgroepen in de buurlanden uit, zoals de Libanonoorlogen van 1982 en 2006. Met regelmaat is Israël ook gedwongen tegen terroristische organisaties in de Gazastrook op te treden, die het land met raketten bestoken. En tot op de dag van vandaag kampt Israël met de dreiging van terreur. In de jaren 90 waren zelfmoordaanslagen hét middel van terroristen om dood en verderf onder de bevolking te zaaien. Tegenwoordig zijn aanvallen met messen en voertuigen een vorm van terreur die nauwelijks is te voorkomen.
Inmiddels bestaat de staat Israël 75 jaar. Op een wonderlijke manier –door de bijzondere zorg van de God van Israël– heeft het Joodse volk zich in het Beloofde Land weten te handhaven. Bij alle vreugde over dit gedenkwaardige feit, maken veel Israëliërs zich anno 2023 echter ernstig zorgen over de toekomst van hun land.
Ondanks de vredesverdragen die Israël in de loop der jaren met diverse Arabische landen sloot, is vooral de dreiging van Iran een belangrijke bron van zorg. De ayatollahs in Teheran hebben bij herhaling verklaard dat de „zionistische entiteit” van de kaart moet worden geveegd. De Islamitische Republiek zet dat dreigement ook kracht bij door de Joodse staat steeds meer in de tang te nemen. Door het financieren en bewapenen van bondgenoten aan de grenzen van Israël. Variërend van Hamas in de Gazastrook, tot Hezbollah in Libanon en verwante strijdgroepen in Syrië en Irak. Daarbij komt de verdenking dat Iran in het geheim aan de ontwikkeling van kernwapens werkt.
Interne verdeeldheid
Maar misschien nog wel zorgelijker is de groeiende interne verdeeldheid in Israël. De polarisatie –zowel tussen links en rechts als tussen seculier en religieus– is de afgelopen jaren enorm toegenomen. De protesten tegen de huidige rechts-religieuze regering vormen daarvan een niet mis te verstane illustratie.
Bij de viering van het 75-jarig bestaan van de Joodse staat speculeerden diverse analisten wat David Ben Goerion zou zeggen als hij Israël nu zou zien. Misschien niet eens zo veel. Uit pure verbazing.