Kees van der Staaij na zilveren ambtsjubileum niet moedeloos, maar soms wel verdrietig
Hoe veranderden de politiek, zijn partij en hijzelf in die 25 jaar?
De 29-jarige jurist Kees van de Staaij was in 1998 „verbouwereerd” toen hij midden in de nacht van 6 op 7 mei hoorde dat hij wél in de Tweede Kamer was gekozen. „Ik was naar bed gegaan met de gedachte: „Het is niet gelukt die derde zetel”. Toen kwam om half drie een telefoontje van Bas van der Vlies: „Er is een fout gemaakt in de berekening: Je komt toch in de Tweede Kamer!””
En toen?
„Daarna heb ik niet meer geslapen. Enerzijds was ik verwonderd: toch in de Tweede Kamer, anderzijds knaagde de vraag: Hoe zeker is dit nu? Blijkt straks dat er nog een fout is gemaakt? Het duurde wel even voor het helemaal was ingedaald.
Ik weet nog dat een niet-christelijk Kamerlid tegen onze fractie zei: „Jullie zien dit zeker wel als een wonder van God, die derde zetel?” Zo was het precies.”
Toch moest de SGP van 2002 tot 2012 de derde zetel weer inleveren. Hoe ervaarde u dat?
„Dat was niet gemakkelijk. De SGP kreeg in 2002 meer stemmen dan in 1998, maar behaalde een zetel minder. Dat kwam door de hoge opkomst na de moord op LPF-lijsttrekker Pim Fortuyn. Daardoor was de kiesdeler hoger. Omdat mijn fractiegenoot Koos van den Berg, toen 60 jaar, de verjonging van de fractie niet in de weg wilde staan, trok hij zich terug en kwam ik op plek twee. Ik vond dat groots van hem.”
Wat dreef u in de afgelopen 25 jaar?
„Ik vind het waardevol om vanuit Bijbelse waarden bij te dragen aan de politieke besluitvorming. Toen ik in 1998 binnenkwam, voerde het tweede paarse kabinet in hoog tempo allerlei wetten door die haaks stonden op Bijbelse waarden. Denk aan verruiming van de euthanasiewetgeving, invoering van het homohuwelijk en opheffing van het bordeelverbod. Dat drukte zwaar op mij.
Juist in die tijd tikte een Gelders Statenlid mij tijdens een partijbijeenkomst op de schouder en zei: „Kees, heb je er ook nog een beetje plezier in, daar in Den Haag?” Die vraag raakte me. En hielp me ook. Ik mag ook met vreugde bezig zijn op de plaats waar ik ben geroepen.
Een heel diepe drijfveer voor mij is het blijven opkomen voor de vrijheid om God naar Zijn Woord te dienen. Dat raakt aan de ontstaansgeschiedenis van ons land en de strijd om ruimte voor de gereformeerde religie. Tijdens de coronacrisis –toen ook kerken te maken kregen met beperkende maatregelen– merkte ik hoe diep dit thema mij raakte.”
Ervaart u uw werk als een roeping?
„Het Kamerlidmaatschap is een politiek ambt waar je je ook toe geroepen moet voelen. Maar ik wil dit werk ook niet meer bijzonder maken dan allerlei ander werk. Ten diepste hebben we allemaal ons werk van God gekregen. Als we ergens een taak hebben gekregen, wil dat ook niet zeggen dat dit tot onze laatste snik onze taak is. Blijft staan dat we de plicht hebben trouw in onze roeping werkzaam te zijn.
Ik geloof dat mijn leven zo is geleid dat ik mijn taak nu hier heb in de Tweede Kamer. Ik was 25 jaar geleden veel bezig met de vraag: Wat is de wil van God in mijn leven? Mijn vrouw en ik konden via de natuurlijke weg geen kinderen krijgen. We beleefden toen persoonlijk erg de afhankelijkheid van God en toen kwam het Kamerlidmaatschap op mijn pad. Dat zag en zie ik als leiding.”
Welke belangrijke veranderingen zag u de afgelopen 25 jaar in het politieke landschap?
„Twee van de grootste politieke partijen, CDA en PvdA, zijn hun vaste aanhang kwijtgeraakt. In plaats daarvan kregen we te maken met een grote dynamiek van komende en gaande partijen. In 2002 kwam de LPF ineens met 26 zetels in het parlement. Dat liet zien dat er grote onvrede smeulde in de samenleving.
Verder kiezen burgers minder vanuit vaste waarden. De politiek is op drift omdat de kiezers op drift zijn. En om die kiezer te bereiken, gaan politici om het hardst roepen en soms zelfs schreeuwen. Ik zie dat niet als verbeteringen.”
Waarin is de SGP in de afgelopen 25 jaar veranderd?
„De invloed van de SGP nam toe. Dat klinkt misschien vreemd, maar in de tijd van de verzuiling was de SGP niet nodig voor de vorming van meerderheden. Nu wordt wel regelmatig onze kant op gekeken. Dat gebeurt overigens niet alleen landelijk, maar ook provinciaal en gemeentelijk. Dat heeft de partij veranderd. We staan te boek als een betrouwbare partij die niet alleen kritiek levert, maar ook oplossingen aandraagt. Tegelijk hechten we eraan om ook tegendraads te zijn als dat moet.
We zijn ook meer speerpuntgericht gaan werken. We nemen aan zoveel mogelijk debatten deel, maar we willen ook onze eigen punten agenderen en meer aan de weg timmeren. Denk aan onze protesten tegen reclames die overspel propageren.
Wat ons als partij aan het denken zette, was de beeldvorming van de SGP naar buiten toe. Na de aanslagen van 11/9 in Amerika kwamen orthodoxe varianten van religie in het verdachtenbankje terecht. Dat bracht ons ertoe om ook meer openheid te betrachten, bijvoorbeeld door ons toegankelijker op te stellen richting de media. En om het thema gewetensvrijheid in relatie tot godsdienstvrijheid opnieuw te doordenken.
We hebben toen onder meer ook besloten om niet meer over „theocratische politiek” te spreken, maar over „Bijbels genormeerde politiek”. Het woord theocratie riep misverstanden op alsof wij een christelijke variant van een islamitische staat volgens de ayatollahs van Iran zouden nastreven.”
Bent u de aanjager geweest van deze processen?
„Dat is te veel eer. We deden dat met elkaar. Fractie, partijbestuur en wetenschappelijk instituut. Ik voelde wel de verantwoordelijkheid om dit te agenderen en verder te helpen. Ik heb de afgelopen jaren ook werk gemaakt van internationalisering. De SGP staat in een bredere wereldwijde beweging die de betekenis van de Bijbel voor het politieke en publieke leven voor het voetlicht brengt.”
Hoe hebt u gehandeld in de vrouwenkwestie die de partij zo verdeelt?
„Ik denk vooral verbindend. Over het merendeel van de onderwerpen zijn we het in de SGP zeer met elkaar eens. Denk aan de positie van het gezin, de waarde van het leven en de bijzondere plaats van het volk Israël. Op het punt van het passief kiesrecht voor vrouwen moeten we leren om te gaan met een verschil van mening.”
Is dat de reden dat de spagaat in de partijstukken blijft bestaan? Er staat nu dat politiek bezig zijn voor een vrouw in strijd is met haar roeping. Maar er mogen wel vrouwen op lijsten staan.
„We moeten met dat spanningsveld op een zo verstandig mogelijke manier omgaan. Gemakkelijke oplossingen zijn er niet. Ik snap de onvrede die er is bij voor- en tegenstanders. De tijd zal leren wat er gebeurt. Er zijn ook vroeger regelmatig veranderingen geweest op dit punt. Voor dit moment is het goed dat er staat wat er staat.”
Over artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis in het algemeen en de 21 woorden in het bijzonder, horen we u niet zo vaak. Hoe komt dat?
„In de begintijd van de SGP was dit een belangrijk strijdpunt tussen christelijke partijen in een overwegend christelijke samenleving. Door de secularisatie zijn nu andere basale vragen actueel, zoals: waarom wilt u zich door de Bijbel laten gezeggen in de politiek? En welke gevolgen heeft dat voor het politieke optreden? Ik ervaar geen belemmeringen in mijn politieke werk door onze beginselen, integendeel.”
Maar als een SGP-jongere op basis van genoemd artikel roept dat de overheid moslims moet weren om christenen te beschermen, ontstaat er wel discussie in de partij.
„Ik zou zeggen: laat de jongeren dit zelf uitdiscussiëren. De partijlijn is helder. Meer dan eens hebben we als fractie de vinger gelegd bij de donkere kanten van de islam. En ik herinner me nog heel goed de ophef die er was toen de SGP een motie indiende tegen minaretten. Ik verwijs verder naar de partijpublicaties hierover en naar ons verkiezingsprogramma.”
SGP’ers in het parlement citeren anno 2023 minder uit de Bijbel dan vroeger. Ook noemen ze de naam van God minder vaak. Hoe komt dat?
„Ik zie juist méér verwijzingen naar de Bijbel. Kijk naar mijn bijdragen tijdens de algemene beschouwingen, daar wil ik bij uitstek laten zien dat wij vanuit de Bijbel politiek bedrijven. En toen de Kamer laatst indringend debatteerde over abortus, verwees Chris Stoffer vrijmoedig naar de Bijbel. Ik vind het ongelooflijk belangrijk dat het getuigende element in de politieke praktijk aandacht krijgt. In andere debatten gebeurt dat misschien minder. Dat heeft ook te maken met de tijd waarin we leven. Honderd jaar geleden ontstond er tussen Kamerleden met een christelijke achtergrond een debat over de betekenis van de engelenzang („Vrede op aarde”) in relatie tot de uitgaven voor Defensie. Dat is nu ondenkbaar.”
Bij stemmingen over corona, stikstof en asiel zit de SGP geregeld in het ‘kamp’ van BBB, JA21, Van Haga, PVV en FVD. Snapt u dat de partij zich daarmee vatbaar maakt voor het verwijt dat de staatkundig gereformeerden aanschurken tegen het populisme?
„Ik vind dat verwijt wat populistisch. De SGP is altijd terughoudend geweest ten aanzien van ingrijpen van de overheid. En dan gebruik je wel eens wat stellige woorden om je positie te markeren. „Er kan geen kip een ei leggen of er staat een ambtenaar bij.” Dat zei bijvoorbeeld ds. Zandt al in de vorige eeuw. Ver voor de PVV opkwam, spraken wij al bezorgdheid uit over de ongebreidelde immigratie. We maken bij ieder onderwerp vanuit onze eigen overtuiging en in onze eigen stijl onze eigen punten.”
Uw voorganger, Bas van der Vlies, uitte weleens de vrees dat de partij zou wegzakken in een isolement. Onder Rutte I en Rutte II was de SGP veelvuldig in het nieuws als stille gedoogpartner. Onder Rutte III en IV is de SGP minder nodig. Hoe zorgt u ervoor dat de partij relevant blijft?
„Door de versnippering is de SGP juist van meer betekenis geworden. Het feit dat kabinetten hechten aan onze steun, ook als die niet per se nodig is voor een meerderheid, biedt ons kansen.
Dat neemt niet weg dat onze principiële opvattingen steeds minder passen bij de hoofdstroom van de samenleving. En dat komt door de veranderingen in de maatschappij. In die zin is er wel sprake van een groter isolement van ons beginsel. Ruim 20 jaar geleden was een groot deel van de VVD nog tegen het homohuwelijk. Nu word je bij wijze van spreken met pek en veren overgoten als je daar nog tegen bent.”
Waarin is Kees van der Staaij de afgelopen 25 jaar veranderd?
„Dat zien anderen vaak beter. Ik zie bij mezelf vooral continuïteit. Waar ik wel in ben veranderd is de manier waarop ik me de dossiers eigen maak. Vroeger zat ik nog wel eens tot half drie in de nacht stukken te bestuderen omdat ik alle ins en outs wilde weten. Nu zoek ik sneller naar de hoofdlijnen en ga ik meer in gesprek met mensen uit het veld om te vragen waar zij tegenaan lopen.
Vroeger had ik ook de neiging om bijvoorbeeld bij recepties snel weg te gaan om weer stukken te bestuderen. Nu zie ik meer in dat het onderhouden van contacten met bijvoorbeeld mede-Kamerleden ook belangrijk is. Als je dan een motie of amendement hebt, dan helpt dat voor het draagvlak.”
Wat is het belangrijkste dat u in de afgelopen periode bereikte?
„Ik denk dan niet zozeer aan hele concrete kwesties als een Nederlandse vlag in het parlement, het tegengaan van bezuinigingen in de kinderbijslag of extra aandacht voor Defensie-uitgaven en bescherming van de onderwijsvrijheid. Nee, ik denk vooral aan de algemene beschouwingen. En de gelegenheid die ik daar heb om de Bijbelse boodschap te vertolken. Dat vind ik waardevol. Aan de speeches daags na Prinsjesdag besteden we veel aandacht. Dat hoor je dan ook terug in het parlement en daarbuiten. Ik hoop en bid dat de zaadjes die dan worden gezaaid, mogen ontkiemen en vrucht mogen dragen.”
Welke dingen zijn er waarvan u achteraf zegt: die had ik anders moeten doen?
„Ik heb Zacharia 4 voor mezelf nog eens gelezen met het oog op mijn jubileum. De ‘politiek leider’ van de teruggekeerde ballingen uit Babel, Zerubbabel, liep er tegenaan dat de plannen voor een grootse heropbouw niet van de grond kwamen en velen moedeloos werden. De goddelijke boodschap was toen: Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden. Als het van onze prestaties zou afhangen, zou er niets van terechtkomen. Ik zie bij mezelf ook tekorten. Wie zal zeggen dat hij het goed doet? Uiteindelijk moet en mag ik van genade leven.”
De SGP is milder voor de ChristenUnie dan vroeger. Uw voorganger zei dat zijn handtekening niet onder het coalitieakkoord zou kunnen staan dat CDA, PvdA en ChristenUnie met elkaar sloten. Dat stelde u niet bij de akkoorden die VVD, CDA, D66 en CU met elkaar overeenkwamen.
„Toen ik hier binnenkwam was er wrijving. Dat had ermee te maken dat de ChristenUnie als fusie van RPF en GPV, een nieuwe koers en profiel zocht in het politieke krachtenveld. Daarna kwam de partij ook nog eens in de regering, wat ertoe leidde dat er weer een nieuw evenwicht gevonden moest worden. Nu is dat evenwicht er weer wat mij betreft. We zijn twee verschillende partijen die ieder een eigen profiel hebben.”
Wat zou u willen doen als u niet meer in de politiek zou zitten?
„Ik denk daar niet zoveel over na. Wat zou wel eens fijn zijn? Als je een fietstocht wilt maken op een mooie meidag, dat je dan niet wordt gebeld of geappt met de vraag om binnen twintig minuten te reageren op een gebeurtenis of voornemen van de regering. Ik houd best van dynamiek en hectiek, maar iets minder zou wel fijn zijn.”
U neemt toch al wat meer tijd voor uzelf? U volgt Spaanse les met uw dochter en u bent vorig jaar kerkenraadslid geworden.
„Ik deed altijd al dingen naast het Kamerlidmaatschap. Dat is ook belangrijk. Het leven is meer dan politiek. Ik was onder meer bestuurslid van de Bond tegen het vloeken, de MAF en zat in de Raad van Toezicht van verpleeghuis Salem. Daarnaast heb ik het ook altijd belangrijk gevonden er te kunnen zijn voor mijn gezin, of dat nou een driedaagse was met mijn zoon Michaël in de Ardennen of nu Spaanse les met mijn dochter Camila.
Ik heb eerder bedankt voor het lidmaatschap van de kerkenraad. Maar toen vorig jaar opnieuw een dringend appel op mij werd gedaan, wilde ik me er niet aan onttrekken. Een belangrijke richtingwijzer waren de Bijbelwoorden: „Wentel uw weg op den HEERE, en vertrouw op Hem; Hij zal het maken”. In dat vertrouwen heb ik ‘ja’ mogen zeggen. Ik heb wel beperkt ruimte voor het kerkenraadswerk. Dat heb ik ook aangegeven en daar was begrip voor.”
Zou de SGP-fractie het aankunnen als twee leden na de verkiezingen niet meer terug zouden komen?
„In zijn algemeenheid heb ik veel vertrouwen in SGP’ers die politiek actief zijn, niet alleen in Den Haag, maar ook in het land. En als het gaat om de fractie in de Tweede Kamer, wil ik uitdrukkelijk het fractieteam noemen, de toegewijde medewerkers die ons als Kamerleden in alles en altijd trouw terzijde staan.
Ik preludeer niet op de vraag of ik de volgende periode beschikbaar ben. Als het kabinet niet eerder valt, zal daar over volgend voorjaar een besluit vallen. En die beslissing neem ik dan in de omstandigheden van dat moment in afhankelijkheid van de Heere. We zijn mensen van de dag.”
Wat ziet u als grootste uitdaging voor de komende tijd?
„Het gemorrel aan de vrijheid van onderwijs baart mij in toenemende mate grote zorgen. Mogen orthodoxe scholen in de toekomst de Bijbelse standpunten over huwelijk en seksualiteit blijven uitdragen?
Wat betreft de partij zou ik graag meer aandacht zien voor de vorming van de komende generatie. Komende volksvertegenwoordigers moeten niet alleen goed om kunnen gaan met de media en alles weten over de financiën, maar ook aandacht besteden aan het DNA van de partij. We moeten daar nieuwe vormen voor blijven zoeken.
En als parlementariër denk ik voor en achter de schermen graag mee over versterking van onze wetgevende, volksvertegenwoordigende en controlerende rol.”
Maakt het opboksen tegen de tijdgeest u niet moedeloos?
„Moedeloos is niet het goede woord. Het doet mij soms wel verdriet als ik zie dat onze standpunten door steeds minder mensen worden gedeeld. Je voelt hoe de afstand groter wordt en dat de onverdraagzaamheid ten aanzien van de Bijbelse boodschap toeneemt. We moeten onze standpunten zo helder mogelijk voor het voetlicht brengen, maar daarmee is het resultaat niet verzekerd. We blijven afhankelijk van de zegen van de Heere. Dat maakt me ook bescheiden.
Maar soms boek je onverwacht resultaat. Toen ik net Kamerlid was, voerde ik pleidooien om het privébezit van kinderporno strafbaar te stellen. Daar kreeg ik destijds weinig bijval voor. Na enkele jaren kwam dat verbod er toch.
De hoofdstroom in de samenleving is er een van verdergaande secularisatie. Dat stemt mij treurig. Maar de ontwikkelingen gaan niet op alle fronten alleen maar achteruit. Ik geloof in een levende God. Christus is gisteren en heden Dezelfde, en tot in eeuwigheid. Gods geboden zijn goed voor alle mensen. Daar wil ik graag van getuigen. We mogen –naar de profeet Zacharia, hoofdstuk 4– de dag van de kleine dingen niet verachten.”