Om de woningnood aan te pakken moeten er eind volgend jaar 37.500 flexwoningen zijn gebouwd, maar dit lijkt nog niet te lukken. Daarom komt woonminister Hugo de Jonge met maatregelen die de bouw moeten versnellen, schrijft hij in een brief aan de Tweede Kamer.
In 2022 zijn er 3400 tijdelijke woningen gerealiseerd en aan het eind van dit jaar moeten er nog 12.000 zijn bij gekomen. De woonminister denkt dat deze planning mogelijk niet wordt gehaald, omdat veel flexwoningen in het laatste kwartaal van 2023 worden opgeleverd. Mogelijke vertragingen schuiven dan door naar 2024. Om eind dat jaar 37.500 tijdelijke woningen te hebben gebouwd, moeten er dan nog eens ruim 22.000 woningen bij komen.
Groot probleem bij het realiseren van flexwoningen is het vinden van een goede locatie. De Jonge wil het proces versnellen door afspraken te maken met gemeenten over hoeveel flexwoningen er waar komen.
Om vertraging te voorkomen heeft het Rijksvastgoedbedrijf alvast 2000 flexwoningen ingekocht. Ook de branchevereniging voor woningcorporaties Aedes gaat consequent tijdelijke woningen bestellen. Op die manier kunnen gemeenten gelijk aan de slag met de tijdelijke en verplaatsbare woningen als er een locatie is gevonden.
Het kabinet trekt tot 2026 300 miljoen euro uit voor het project, zo is afgesproken in de voorjaarsnota.
Volgens de woonminister is de bouw van tijdelijke woningen „de snelste wijze” om meer mensen een dak boven het hoofd te bieden. De flexwoningen zijn bedoeld voor „iedereen die met spoed een woning nodig heeft en voor mensen die al te lang wachten op een huis”, zoals statushouders en starters.