Koningsdag: van een steunbetuiging aan de monarchie naar een gezellig volksfeest
De verjaardag van koning Willem-Alexander is voor veel Nederlanders aanleiding voor een feest. Maar het verband met de monarchie raakt steeds meer op de achtergrond, betoogt historicus Ton van der Schans.
„In 2023 is de vrijmarkt het kenmerk van Koningsdag. Dat is veelzeggend.” De docent geschiedenis op Driestar hogeschool in Gouda ziet de feestdag verschuiven van een steunbetuiging aan de monarchie naar een gezellig volksfeest. „Kleedjesmarkten, muziek en festivals zijn beeldbepalend geworden.” De historicus zag de Oranjes zelf ook een ontwikkeling doormaken in het vieren van Koningsdag. „Ze zijn volop mee gaan feesten. Koekhappen, zaklopen, dans en draaitafel. Niets is te dol.”
Hij ziet intussen minder animo voor aubades en muziekkorpsen op Koningsdag. Een belangrijke verandering is volgens hem ook dat scholen tegenwoordig dicht zijn op de feestdag. „Vroeger gingen hele schoolklassen naar de aubade en deden de kinderen spelletjes op school; dat laatste gebeurt nu tijdens de Koningsspelen.”
Pieter Verhoeve, voorzitter van de Koninklijke Bond van Oranjeverenigingen, ziet tradities rondom Koningsdag verdwijnen, maar soms ook weer terugkomen. Hij noemt het nationale toastmoment dat sinds coronatijd in zwang raakte. „Die gewoonte heeft heel oude papieren. Eeuwen geleden werd er al een heildronk op de vorst gedaan.”
Verhoeve, die burgemeester van Gouda is, noemt ook relatief nieuwe tradities. Zoals de grote populariteit van de oranjetompouce en de opkomst van koningsnacht, waarbij met name jongeren Koningsdag feestend inluiden. „Het is een mengsel van vertrouwde en nieuwe elementen.” Hij ziet ook een grotere spreiding van de feestvreugde. „Het is een week van nationale saamhorigheid, met onder meer de Koningsspelen en de lintjesregen.”
De voorzitter benadrukt dat er regionaal grote verschillen zijn in de invulling van de feestdag. „In Woudenberg en Urk is de opkomst bij de aubade groter dan in Amsterdam. Maar vergis je niet: Rotterdam heeft vijftien oranjecomités. Van Texel tot Maastricht wordt Koningsdag gevierd, maar overal op een andere manier. Dat maakt het zo leuk.”
Van der Schans stelt dat Koningsdag in grote steden minder folkloristisch is dan in veel dorpen. „Traditionele elementen zoals een aubade zijn daar vaak verdwenen. Alleen de vrijmarkt is universeel.” De historicus benadrukt dat lang niet iedere Nederlander daarbij aan het koningshuis denkt. „Niet elke voorbijganger in een grote stad kan uitleggen wat Koningsdag en de monarchie met elkaar te maken hebben.”
Van der Schans denkt dat de dalende populariteitscijfers van de Oranjes geen invloed hebben op de feestvreugde. „Ik denk niet dat feestvierders donderdag denken aan misgrepen van koning Willem-Alexander. Het Oranjehuis en de monarchie zijn er sowieso minder toe gaan doen op Koningsdag.” Verhoeve: „Koningsdag blijft een geliefde traditie; ook dit jaar zal het feest in honderden plaatsen in ons land en bij ambassades in het buitenland worden gevierd.”
Stabiel
De nationale feestdag is volgens Verhoeve een grote vrijwilligersoperatie. „We zouden de dag niet op de huidige manier kunnen vieren zonder de Oranjeverenigingen.” Bij de Koninklijke Bond van Oranjeverenigingen zijn ruim driehonderd clubs aangesloten. Dat aantal blijft redelijk stabiel, stelt de voorzitter. Daarnaast bestaan er veel informele organisatiecomités die niet bij de bond zijn aangesloten.
Verhoeve ziet sommige verenigingen bloeien, andere vergrijzen of kampen met een gebrek aan vrijwilligers. „In Borculo wist het bestuur het afgelopen jaar honderd jonge vrijwilligers te werven. Het is belangrijk dat een bestuur inventief en enthousiast is. Als de leden bovendien goed geworteld zijn in de lokale gemeenschap, is er veel mogelijk.”
Koningsdag is voor Verhoeve een „moment van saamhorigheid”. „Nederlanders maken dan deel uit van iets dat groter is dan henzelf.” Hij ervoer dat zelf als kind in Bleskensgraaf. „Het hele dorp liep uit. Het was het hoogtepunt van het jaar. Dat is nu nog steeds zo. Het gaat over generaties heen.”
Van der Schans sluit zich daarbij aan. „Op die dag is er een soort touwtje om alle Nederlanders heen. Het bindt samen.” Toch maakt hij zich ook zorgen. „Koningsdag draait meer om de attributen dan om de inhoud. De Oranjes zijn met de geschiedenis van ons land verweven en behoren tot het DNA van de samenleving. Maar veel Nederlanders maken dat niet meer mee. Ze denken bij Oranjegevoel eerder aan sportfestijnen.”
In de gereformeerde gezindte is het vanouds andersom, stelt de historicus. „Wel waardering voor de monarchie en het Oranjehuis, maar meer moeite met alle randverschijnselen: muziek, optochten en fanfare.”
De koningsdagtraditie zal tot in lengte van jaren blijven bestaan, voorspelt de historicus. „Maar met een veranderende inhoud.” En dat is maar goed ook, meent Verhoeve. „Wil een traditie stevig blijven, dan moet deze voortdurend vernieuwen. We moeten telkens nieuwe onderdelen bedenken of oude elementen in een nieuw jasje terug laten komen. Het gaat om herkennen en verrassen. Als we dertig jaar lang dezelfde liedjes zingen bij de aubade, dan wordt het sleets.”