Tussen de glazen wolkenkrabbers van vastgoedmagnaten, banken en advocatenkantoren bevindt zich Bunhill Fields. Op de Londense dodenakker liggen puriteinen als John Bunyan, Thomas Goodwin en John Owen.
Een zakenman –strak in pak– loopt druk telefonerend met een broodje in de hand. Hij wordt haastig ingehaald door een jogger die –oortjes in– zijn rondje rent. Op het door gietijzeren hekwerk omgeven middenpad over de begraafplaats Bunhill Fields is het om twaalf uur ’s middags een drukte van belang. Londenaren lijken de gewijde grond vooral als stadspark te gebruiken: ze nuttigen er hun lunch, lezen een boekje of gebruiken de route over de dodenakker om snel bij een afspraak te komen.
„Bunhill Fields een beroemde begraafplaats? Dat wist ik niet”, antwoordt een Aziatisch aandoende man, op een bankje genietend van het waterige voorjaarszonnetje. „Ik zit vaak in dit park om te lunchen.”
Om hem heen bevinden zich de verweerde, zwarte grafstenen die schots en scheef in de grond geplant staan. Gele narcissen schieten tussen de zerken op als voorteken van de naderende zomer. Teksten op de stenen zijn soms lastig te lezen door de groene aanslag.
Pestepidemie
Bunhill Fields –mogelijk een verbastering van het woord ”bonehill” (beenderenheuvel)– neemt een bijzondere plaats in de geschiedenis van Londen in. In 1665 doodde de Grote Plaag, een pestepidemie, ongeveer 100.000 inwoners. Bijna een op de vijf stadsbewoners liet het leven. Kerkhoven raakten snel vol en er waren dringend nieuwe nodig.
Op dat moment werd aan de rand van Londen Bunhill Fields geopend als particuliere begraafplaats. Ene heer Tyndall –familie van de Engelse Bijbelvertaler William Tyndale– nam opzicht over de grond. Iedereen die hier een graf kon betalen, mocht dat van hem doen. De grond behoorde niet toe aan de Engelse staatskerk en daarom weken veel zogenoemde non-conformisten, afgescheidenen, naar de begraafplaats uit om hun geliefden ter aarde te bestellen. Vandaar dat hier veel presbyterianen en baptisten, maar ook quakers en methodisten begraven liggen.
Tot 1854 werden in totaal zo’n 123.000 mensen op Bunhill Fields begraven. Zo’n tien jaar na de sluiting werd het opengesteld voor verpozing: een lunchwandeling maken bijvoorbeeld of een boekje lezen. De begraafplaats telt nog 2334 monumenten.
Duitse bom
Bunhill Fields was oorspronkelijk veel groter, zegt Sarah, die de begraafplaats beheert en bijhoudt. Ze wijst naar een kale grasvlakte. „Dat gedeelte is in de jaren 60 geruimd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog sloeg hier een Duitse bom in en verwoestte veel graven. Maar al lang voordien waren grote stukken door de oprukkende bebouwing opgeslokt.”
Sarah weet een heel rijtje op te noemen van beroemde mensen die hier begraven liggen: „Non-conformisten als John Bunyan (1628-1688), de beroemde schilder en schrijver William Blake (1757-1827) en ook Daniel Defoe (1660-1731), de schrijver van de klassieker Robinson Crusoë. Ook de moeder van John en Charles Wesley (stichters van het methodisme, CB) en familie van de puriteinse staatsman Oliver Cromwell liggen hier.”
Sarah toont het graf van het echtpaar Blake en de obelisk die herinnert aan de schrijver Defoe. „We weten niet precies waar hij ligt. In 1870 plaatste men deze pilaar die aan hem herinnert.”
Net zo’n erezuil als Defoe kreeg de dichter Joseph Hart (1712-1768) – die wel exact op deze locatie ligt. Van zijn liederen zijn er meer dan honderd overgenomen door William Gadsby in zijn Hymnbook. Zodoende worden Harts liederen nog zondag aan zondag tijdens de erediensten van Engelse Strict Baptists gezongen. Al in zijn tijd was Hart geliefd. Bij zijn begrafenis volgden niet minder dan 20.000 personen de baar. Bunhill Fields moet vol gestaan hebben.
„Joseph Hart is door vrije, soevereine genade en door Gods Geest opgewekt uit de diepten van zonde, bevrijd uit de banden van mondbelijdenis en zelfgerechtigheid, en geleid om voor zijn zaligheid geheel te rusten in de volbrachte verzoening en de volmaakte gehoorzaamheid van Christus”, luidt de inscriptie op de gedenknaald. Op de noordkant staat: „Waar de zonde vermeerderde, was de genade veel meer overvloedig.”
Eekhoorn
Een grijze eekhoorn schiet over het pad een hoge beuk in. Verderop spelen twee andere knaagdiertjes tussen de graven. „Er leven heel veel dieren op de begraafplaats”, verklaart Sarah. „Wel 23 verschillende vogelsoorten. En een vos heeft hier zijn hol.”
Tussen de graven lopen zo’n twintig mannen en vrouwen druk heen en weer. Ze helpen Sarah vandaag met het bijhouden van Bunhill Fields. Friends of City Gardens, de vrijwilligersorganisatie waar Sarah werkt, beheert in Londen groene ruimten als deze.
„Ik heb niet echt groene vingers”, zegt Martin Martinez, een van de vrijwilligers. In het dagelijkse leven heeft hij een baan als digitaal analist bij Mace, een constructiebedrijf. „Vandaag is onze jaarlijkse vrijwilligersdag.”
Martin loopt met een kruiwagen vol compost over het paadje naar achteren en verspreidt het tussen de zerken. Sarah legt uit waarom. „Compost is een natuurlijke grondverbeteraar en versterkt de humuslaag. Andere vrijwilligers maken de graven schoon van roet”, zegt ze, wijzend naar twee mensen die zich over een zwarte steen buigen.
Sarah laat graag de graven zien. Ze loopt naar een afgeschermd deel van de begraafplaats. Knarsend en piepend gaat het hekje open. Naast beroemdheden liggen in dit gedeelte vooral handelaren, werklieden en huismoeders. Zelfs twee geëxecuteerde criminelen – weliswaar non-conformist.
Eén graf trekt de aandacht: dat van Mary Page. „In 67 maanden werd ze 66 keer getapt. Ze had 240 liter water ingenomen”, staat op de tombe. Mevrouw had waterzucht, legt Sarah uit. Ze dronk zo veel dat bij elke operatie gemiddeld 14 liter vocht haar lichaam verliet.
Calvijn
Sarah moet gauw verder. Vrijwilligers aansturen. „Kijk gerust rond. Maar blijf op het pad”, waarschuwt ze. „Er groeien mooie narcissen tussen de zerken. Die trap je anders plat.”
Langs het pad liggen beroemde figuren uit de Engelse kerkgeschiedenis: de bekende baptistenvoorganger John Gill (1697-1771), Thomas Goodwin (1600-1680) en de liederendichter Isaäc Watts (1674-1748). Zijn lijfspreuk, In Uno Jesu Omnia (in Jezus alleen is mijn alles), staat in de steen gebeiteld.
Ook „de Calvijn van Engeland”, de theoloog John Owen (1616-1684), ligt op Bunhill Fields. Hij bewonderde John Bunyan en was veel onder zijn gehoor te vinden. Volgens overlevering zou koning Charles II Owen hebben gevraagd „hoe hij, die zo veel had geleerd, een ketellapper kon horen preken”. Daarop antwoordde de theoloog: „Als ik de bekwaamheid van de ketellapper had om te preken, zou ik graag al mijn kennis opgeven.” Nu ligt Owen op nog geen tien meter van de „bekwame ketellapper” begraven.
Bunyans tombe staat op een prominente plek midden op Bunhill Fields. In zijn tijd was de ketellapper al populair. Na zijn vrijlating uit de gevangenis van Bedford reisde hij regelmatig naar Londen om daar te preken. Tot wel 3000 mensen luisterden dan naar hem. Eens, op een donkere winterochtend om 7 uur, telde zijn gehoor 1200 mensen.
Ook nu nog wordt Bunyan in de wereld geroemd om zijn literaire gaven. Gary Gibbs, een Amerikaan, maakt voor het grafmonument een foto van zijn vrouw en dochter. Of hij de Christenreis kent? „Natuurlijk. Dat is een klassieker. Ik heb ook de Christinnereis en de Heilige Oorlog gelezen.”
Zondepak
De tombe van Bunyan is niet meer het origineel. In de 19e eeuw was die zo in verval geraakt dat een nieuw exemplaar in 1862 is neergezet. Een gehouwen beeltenis van Bunyan rust op de deksteen.
Op de ene kant van de tombe staat Christen afgebeeld met het zware zondepak op zijn rug. Hij leunt op een stok, terwijl hij met moeite vooruit komt. Op de andere zijde staat Christen bij het kruis. Hij grijpt het vast. Het zondepak glijdt van zijn schouders „en rolde naar beneden tot het aan de mond van het graf kwam. Daar viel het in en ik zag het niet meer”, zo staat in de Christenreis.
Bunyan stierf op reis van Londen naar huis in Bedford. Hij werd overvallen door hevige buien en week uit in het huis van zijn vriend, de heer Strudwick. Zijn kwakkelende gezondheid knakte echter door de koude nattigheid. Hij kreeg dodelijke koorts en stierf.
„Alle hemelklokken zullen luiden als ik binnenkom”, zei Bunyan eens. Zijn laatste woorden, terwijl hij worstelde met de dood, waren: „Ik ga naar de Vader van onze Heere Jezus Christus (…) om het nieuwe lied te zingen en eeuwig gelukkig te blijven, zonder einde. Amen. Neem mij, want ik kom tot U.”