Fotograaf en historicus brengen restanten nucleaire dreiging in beeld
Een nucleaire oorlog is de laatste tijd niet meer ondenkbaar. In de vorige eeuw was het niet veel beter. West-Europa werd vanuit het Oostblok bedreigd door een kleine duizend raketten met kernkoppen. De meeste bases zijn inmiddels gesloopt.
Fotograaf Martin Bruining kwam samen met historicus Arnold Pronk nog net op tijd om de restanten op indrukwekkende wijze in beeld te brengen. „De actualiteit komt op een huiveringwekkende wijze dichtbij.”
De fotograaf en docent bezocht tussen 2010 en 2018 met historicus Arnold Pronk de vele voormalige raketlanceerbases voor nucleaire raketten in Oost-Europa. Die werden daar in de jaren na de Tweede Wereldoorlog gebouwd en stonden symbool voor de dreiging die uitging van de Koude Oorlog tussen het Warschaupact en de NAVO-landen.
Het was de historicus die de fotograaf meenam naar de voormalige ondergrondse lanceerplaatsen. Bruining: „Hij was bezig met onderzoek naar de fronten van de Eerste Wereldoorlog in onder meer Letland en Litouwen toen hij met de overblijfselen van deze nucleaire bases in aanraking kwam. Er bleek een complete linie van deze lanceerplekken te bestaan; vanaf het noorden van Rusland via de Baltische staten naar Wit-Rusland en Oekraïne.”
Na een uitgebreid onderzoek en een eerste reis in 2010 naar Oekraïne waren ze beiden enthousiast. „Voor het fotograferen waren het heel bijzondere plaatsen: veelal ondergronds, ver van de bewoonde wereld en vaak met tal van propagandistische muurschilderingen die herinnerden aan de tijd van de Sovjet-Unie. Tot de verbeelding sprekende plaatsen.”
Pronk verdiepte zich in de ligging van de voormalige bases en bezocht onder meer het CIA-archief in Washington.
Vierwielaandrijving
In totaal acht keer reisden Bruining en Pronk naar Oost-Europa. In het begin was het fysiek zwaar. „We moesten soms vele kilometers lopen met een zware bepakking. In de ondergrondse ruimten moesten we zelf licht maken. We namen steeds een tolk mee. De meeste plekken lagen ver van de bewoonde wereld, midden in de natuur. De betonpaden, aangelegd voor het vervoer van de raketten, waren in de sommige gevallen verdwenen. We hebben in de jaren daarna een auto met vierwielaandrijving aangeschaft voor onze tochten.”
Aan het project van het tweetal, onder de naam ”Remnants of Deterrence” (restanten van een nucleaire dreiging) kwam echter een abrupt einde. In 2019 overleed Arnold Pronk. De foto’s en de lijvige verslagen gingen enige tijd de la in, maar twee jaar geleden begon Bruining in overleg met Eline van Straaten-Pronk, de weduwe van de historicus, met het samenstellen van een fotodocumentaire. Dankzij een crowdfundingsactie werd de uitgave van het boek mogelijk. Redacteur Michiel Kruidenier heeft het onderzoek van Pronk geredigeerd en bewerkt.
Wedloop
De bouw van de in totaal 159 nucleaire bases begon eind jaren vijftig van de vorige eeuw: van Moermansk in het uiterste noorden, via Estland, Letland en Litouwen naar de Krim aan de Zwarte Zee. Kruidenier: „Duitsland was vergevorderd met het ontwikkelen van nieuwe wapensystemen, denk maar aan de V2. Richting het einde van de Tweede Wereldoorlog zag je een wedloop ontstaan tussen de Verenigde Staten en Rusland om de wetenschappers die aan de basis stonden van de ontwikkeling van nieuwe wapens voor zich te winnen. De eerste kernbommen vielen intussen in Japan. De wapens die direct na de Tweede Wereldoorlog werden gemaakt, stonden aan de basis van de Koude Oorlog.”
In de Oost-Europese staten werden de lanceerbases volgens een vaste blauwdruk uitgerold. „Ze waren niet overal precies gelijk, maar hadden elk de mogelijkheid voor de lancering van meerdere raketten, de SS-systemen. Het bereik was nog beperkt, maar nam steeds verder toe. De meeste kregen een plek aan de westgrens van Rusland. De raketten in de ondergrondse silo’s waren op rails onder beweegbare koepels geplaatst; andere stonden op een lanceerplatform.”
Daarna kwam er een mobiel systeem, de SS-20. De NAVO reageerde met het plaatsen van kruisvluchtwapens in Europa. In 1981 en 1983 leidde dit in Nederland tot grote demonstraties, die soms meer dan een half miljoen mensen op de been brachten. De wapenwedloop duurde tot 1987, toen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie besloten om alle raketten met nucleaire (en conventionele) lading voor middellange afstand (een bereik tussen de 500 en de 5500 kilometer) te vernietigen en dit door wederzijde inspectierondes te laten controleren. De overeenkomst werd bekrachtigd door de Amerikaanse president Ronald Reagan en Sovjetleider Michael Gorbatsjov.
Verspild geld
Tijdens zijn reizen zag de fotograaf hoeveel tijd en energie er werd gestopt in het wapen van de afschrikking. „Verspild geld. Echt verbijsterend.” Bruining en Pronk hebben in totaal 105 van de 159 voormalige bases bezocht. Ze beseften hoe benauwd de situatie was in die tijd. „Als die raketten waren afgeschoten, hadden wij hier niet gezeten. Je voelt ook hoe gemakkelijk het uit de hand kon lopen. Een enkele keer, zoals bij de Cubacrisis in 1962, ging het maar net goed.”
Bruining sprak met de lokale bevolking en bij de bases betrokken militairen. „Alles was ingericht op een first en een second strike. Of die tweede mogelijkheid –reageren nadat je zelf onder vuur kwam te liggen– er nog zou komen, werd door de geïnterviewde militairen in twijfel getrokken. Iedere silobasis had een ondergrondse controlekamer, voorzien van brandstof en drinkwater. Men kon enige tijd doorgaan in een afgesloten situatie. Maar voor de periode na het schieten was geen protocol. Helemaal niets. Het boek heet ”Na ons – stilte”, afgeleid van de slogan van de strategische rakettroepen van de Sovjet-Unie.”
Paddenstoel
Het ontwapeningsverdrag leidde tot veel verlaten bases. Na de val van de Berlijnse Muur werden ze ontruimd, op een paar uitzonderingen na. Enkele bleven in gebruik, onder meer als houtzagerij of voor opslag door boeren. „Je zag hoe de natuur gaandeweg weer bezit nam van de omgeving. In één geval troffen we een champignonkwekerij aan in een voormalige basis. Op de deur stond een grote paddenstoel afgebeeld. Heel bizar.”
Ze bezochten ook enkele Russische regio’s, net over de grens, en delen van Wit-Rusland. In dat laatste land werden ze korte tijd opgepakt nadat ze openbare weg in het grensgebied met Litouwen verlieten.
Net op tijd
In de jaren na 2014 merkten Pronk en Bruining dat de spanningen in Oekraïne toenamen, zeker na de inname van de Krim door Rusland en gevechten in de oostelijke regio. „Maar dat het zo uit de hand zou lopen als nu het geval is hadden de meeste mensen niet verwacht. Ook ik niet.”
De reizen heeft hij, net als Pronk voorheen, grotendeels uit eigen zak betaald, geeft Bruining aan. „In het begin is er een inzameling geweest voor een deel van de reizen, later hebben we elke keer toch zelf weer wat bijgelegd.” Hij is al langere tijd gegrepen door de geschiedenis van Oost-Europese landen en van de voormalige Sovjet-Unie.
Toen de Russen een jaar geleden van drie kanten Oekraïne binnenvielen, waren zijn gedachten bij de mensen daar. „Ik ben op heel veel plaatsen geweest en herken de beelden, de landschappen, contouren en gebouwen. Dat is heftig.” Hoe reëel is de dreiging dat er alsnog gebruik wordt gemaakt van nucleaire wapens? „Dat is koffiedik kijken. Persoonlijk denk ik van niet heel erg. Ik hoop op enige realisme bij de leiders.”
Bruining: „Wat er nu gebeurt in Oekraïne heeft heel veel te maken met de periode van de Koude Oorlog. De tegenstelling tussen Rusland en het Westen komt voort uit die tijd. Het is goed om dat te laten zien. We zijn net op tijd geweest. Het meeste is nu gesloopt en politiek gezien is het onmogelijk deze plaatsen nog te bezoeken.”
”Na ons – stilte”, Martin Bruining, Michiel Kruidenier en Arnold Pronk; uitg. Lecturis; 180 blz.; € 45,-; verwacht: mei 2023